Gepubliceerd op maandag 22 juni 2015
Afwijzing verzoek verwijdering codes uit Centraal Krediet Informatiesysteem
Rechtbank Rotterdam 6 januari 2015, IT 1790; ECLI:NL:RBROT:2015:4352 (verzoekster tegen Volkswagen Bank)
Verzoek om verwijdering van codes uit het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) op grond van artikel 45 jo 46 Wbp. Niet gesteld of gebleken is van feiten en of omstandigheden die ervoor zorgen dat de handelswijze van Volkswagen Bank een grond opleveren voor het verwijderen van de persoonsgegevens van Hetharia. Het verzoek wordt afgewezen.
4.1. [verzoekster] heeft als productie 2 overgelegd een uitdraai van haar geregistreerde kredietgegevens bij de BKR, waarvan deel uitmaakt de registratie die door Volkswagen Bank is gedaan. Tussen partijen staat als niet weersproken vast dat de door Volkswagen Bank geregistreerde kredietgegevens van [verzoekster] zijn aan te merken als persoonsgegevens in de zin van artikel 1 aanhef en sub a van de Wet bescherming persoonsgegevens (verder: Wbp) en dat het CKI is aan te merken als bestand in de zin van artikel 1 aanhef en sub c jo. artikel 2 lid 1 van de Wbp.
4.2. Op grond van artikel 36 lid 1 Wbp heeft [verzoekster] Volkswagen Bank verzocht om de code A en code H uit het CKI te verwijderen.
4.3. Volkswagen Bank heeft haar verzoek afgewezen. Op grond van artikel 45 jo. 46 Wbp heeft [verzoekster] zich thans tot de rechtbank gewend met het verzoek om Volkswagen Bank te bevelen de code A en code H uit het CKI te verwijderen.
4.7. Artikel 29, lid 3 AR luidt als volgt:
De deelnemer is verplicht om de betrokkene, indien zich een achterstand dreigt voor te doen als aangegeven in artikel 25 lid 1 van dit reglement, tijdig en schriftelijk te waarschuwen dat verder uitstel van betalen zal leiden tot een achterstandsmelding bij de stichting. De deelnemer is gehouden om het tijdstip van deze vooraankondiging zodanig vast te stellen dat de betrokkene nog de gelegenheid heeft zijn achterstand geheel in te lopen en daarmee de achterstandsmelding af te wenden.
Het toetsingskader
4.8. Artikel 36 lid 1 Wbp vermeld als gronden voor het doen van een verzoek om de desbetreffende persoonsgegevens te verwijderen dat deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend dan wel dat de desbetreffende persoonsgegevens anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt.
4.9. Voorts moet de Wbp worden uitgelegd in overeenstemming met artikel 8 EVRM. Dit betekent dat dient te worden beoordeeld of de persoonsgegevens van [verzoekster] zijn verwerkt op een wijze die verenigbaar is met het bepaalde in artikel 8 EVRM, op grond waarvan een belangenafweging dient plaats te vinden. Bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De inbreuk op de belangen van betrokkene mag niet onevenredig zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dit doel moet in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kunnen worden verwerkelijkt.