23 mei 2019
Afwijzing verzoek aan Staat kopie dossier met persoonsgegevens te verstrekken
Rechtbank Noord-Holland 23 mei 2019, IT 2784; ECLI:NL:RBNHO:2019:4283 (X tegen Staat der Nederlanden) Afwijzing van verzoek om de Staat op grond van de AVG te bevelen kopieën te verstrekken van alle bij de rechtbank Amsterdam aanwezige interne en externe (dossier)stukken waarin persoonsgegevens van verzoekers voorkomen. Het recht op inzage betekent niet dat de betrokkene zonder meer recht heeft op inzage in of kopieën van de stukken of dossiers als zodanig als daarin zijn persoonsgegevens voorkomen. Wel bestaat een recht op een volledig overzicht, in begrijpelijke vorm, van alle persoonsgegevens. Dat wil zeggen in een vorm die de betrokkene in staat stelt kennis te nemen van zijn gegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met de AVG.
Voor zover daaraan kan worden voldaan met een andere vorm van verstrekking kan de betrokkene aan de AVG niet het recht ontlenen om een afschrift te verkrijgen van het originele document of bestand waarin de gegevens staan.
Verzoekers hebben geen belang bij kopieën van stukken die reeds in hun bezit zijn. Het inzagerecht strekt zich voorts niet uit tot interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verwerkingsverantwoordelijke bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad. Juridische analyses naar aanleiding van persoonsgegevens kunnen niet worden gekwalificeerd als persoonsgegevens. Het is aan de behandelend kantonrechter om in een concrete zaak te bepalen welke dossierstukken worden verstrekt. Het inzagerecht strekt zich niet uit tot correspondentie die valt onder de vertrouwelijke relatie tussen een advocaat en diens cliënt.
Het inzagerecht is beperkt tot persoonsgegevens. De uitleg van het begrip ‘persoonsgegevens’ is dus bepalend voor de reikwijdte van het inzagerecht. Door het Hof van Justitie en de Hoge Raad wordt een ruime uitleg aan het begrip “persoonsgegeven” gegeven. In zijn arrest van 20 december 2017 heeft het Hof van Justitie overwogen dat het begrip persoonsgegevens zich potentieel uitstrekt tot elke soort informatie, zowel objectieve als subjectieve informatie die de betrokkene betreft. Van dat laatste is sprake als de informatie wegens haar inhoud, doel of gevolg gelieerd is aan een natuurlijk persoon (ECLI:EU:C:2017:994, NJ 2018/314 inz. Nowak). Dit betekent dat als de gegevens mede bepalend zijn voor de wijze waarop de betrokken persoon in het maatschappelijk verkeer wordt beoordeeld of behandeld die gegevens als persoonsgegevens worden aangemerkt. Niet alleen gegevens op basis waarvan een natuurlijk persoon geïdentificeerd kan worden, maar ook feitelijke of waarderende gegevens over eigenschappen, opvattingen of gedragingen van een persoon zijn dus persoonsgegevens. Voor zover dergelijke gegevens geautomatiseerd worden verwerkt of voorkomen in bestanden is het inzagerecht daarop van toepassing.
4.6.
Artikel 15 lid 3 AVG geeft recht op verstrekking van een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Stukken als zodanig zijn geen persoonsgegevens en nergens in de AVG wordt gesproken over het verstrekken van een kopie van de bescheiden waarin de persoonsgegevens zijn verwerkt. Het recht op inzage betekent dan ook niet dat de betrokkene zonder meer recht heeft op inzage in of kopieën van de stukken of dossiers als zodanig als daarin zijn persoonsgegevens voorkomen. Wel bestaat een recht op een volledig overzicht, in begrijpelijke vorm, van alle persoonsgegevens. Dat wil zeggen in een vorm die de betrokkene in staat stelt kennis te nemen van zijn gegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met de AVG. Voor zover daaraan kan worden voldaan met een andere vorm van verstrekking kan de betrokkene aan de AVG niet het recht ontlenen om een afschrift te verkrijgen van het originele document of bestand waarin de gegevens staan (HvJ EU 17 juli 2014, ECLI:EU:C:2014:2081, inz. IND). In welke concrete materiële vorm de gegevens moeten worden verstrekt is daarom afhankelijk van de concrete omstandigheden.4.7.
Voor zover documenten niet alleen NAW-gegevens bevatten, maar ook meerdere feitelijke en waarderende gegevens over eigenschappen of gedragingen van natuurlijke personen lenen dergelijke gegevens zich niet goed voor opname in een overzicht. Gelet op de uitspraken van de Hoge Raad in de Dexia-zaak (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4663, ECLI:NL:HR:2007:AZ4664, ECLI:NL:HR:2007:BA3529) heeft een betrokkene in beginsel dan ook recht op een (eventueel deels zwartgemaakte) kopie van de documenten waarin die gegevens zijn opgenomen, omdat dat de meest effectieve wijze is waarop voldaan kan worden aan de verplichting zo volledig en duidelijk mogelijk informatie te verschaffen aan de hand waarvan de rechtmatigheid en juistheid van de gegevens kan worden gecontroleerd. Zoals uit het navolgende zal blijken bestaat op dit recht echter een aantal uitzonderingen.4.11.
Behalve interne stukken en juridische analyses bevinden zich in het bewindsdossier mogelijk nog andere stukken, zoals correspondentie met derden, waarvan de kantonrechter heeft geoordeeld dat die stukken niet aan [verzoeker] als bewindvoerder of [verzoekster] als onder bewind gestelde worden verstrekt. De rechtbank overweegt hierover het volgende. De verwerkingsverantwoordelijke kan artikel 15 AVG onder meer buiten toepassing laten en inzage weigeren als dit noodzakelijk is voor de bescherming en onafhankelijkheid van de rechter en gerechtelijke procedures (artikel 41 UAVG sub f) of voor de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen (artikel 41 UAVG sub i). De kantonrechter heeft als taak om toezicht te houden op het ingestelde bewind. Voor een goede uitvoering van deze taak moeten zowel de onder bewind gestelde als derden de kantonrechter informatie over de uitvoering van de bewindvoering en de (persoon van de) bewindvoerder kunnen verstrekken zonder dat die informatie direct aan alle bij het dossier betrokken personen wordt verstrekt. Het belang van de onder bewind gestelde en derden die de kantonrechter dergelijke informatie hebben gegeven kan naar het oordeel van de rechtbank in de weg staan aan inzage van de daarop betrekking hebbende stukken. [verzoekers] heeft de vrees uitgesproken dat de kantonrechter in het kader van de toezichthoudende taak op het bewind en mentorschap op enig moment een beslissing neemt op basis van deze dergelijke informatie die [verzoekers] betreft en waarvan zij geen weet hebben. Deze vrees is niet gegrond: de goede procesorde maakt dat een beslissing alleen gestoeld kan worden op voor partijen (tijdig) kenbare gegevens, zodat zij daar op kunnen worden gehoord. Dit is bij bewind niet anders dan bij andere rechtsgebieden. Het gerechtsbestuur van de rechtbank Amsterdam heeft dan ook terecht beslist dat het aan de behandelend kantonrechter is om in een concrete zaak te bepalen welke dossierstukken aan de andere bij het dossier betrokken personen worden verstrekt. Op die stukken is het inzagerecht van artikel 15 AVG niet van toepassing.4.12.
[verzoekers] verzoeken niet alleen om afschriften van het bewindsdossier, maar ook om afschriften van alle (andere) dossiers in alle zaken die de rechtbank Amsterdam met betrekking tot [verzoekers] heeft behandeld. De rechtbank begrijpt dit verzoek aldus dat afschrift wordt verzocht van procesdossiers in rechtszaken waarin [verzoeker] en/of [verzoekster] als procespartij betrokken waren. Dit verzoek komt niet voor toewijzing in aanmerking. De procespartijen in een gerechtelijke procedure beschikken zelf over een procesdossier met daarin de processtukken en afschriften van brieven in de betreffende zaak. Op inzage in zich eventueel in die dossiers bevindende interne stukken en juridische analyses bestaat – zoals hiervoor is overwogen – geen recht (zie rov. 4.10).4.13.
De conclusie van het vorenstaande is dat het verzoek van [verzoekers] onder a. tot het verstrekken van kopieën van dossiers zal worden afgewezen.
Afbeelding OpenClipart-Vectors via Pixabay