Gepubliceerd op dinsdag 8 september 2020
IT 3232
Rechtbank ||
2 sep 2020
Rechtbank 2 sep 2020, IT 3232; ECLI:NL:RBAMS:2020:4247 (Eiser tegen Talpa), https://itenrecht.nl/artikelen/aflevering-moord-of-zelfmoord-onrechtmatig

Aflevering “Moord of zelfmoord” onrechtmatig

Rechtbank Amsterdam 2 september 2020, IEF 19404, IT 3232; ECLI:NL:RBAMS:2020:4247 (Eiser tegen Talpa) Mediarecht. Privacy. Portretrecht. Talpa heeft op SBS6 het tv-programma ‘Moord of zelfmoord’ uitgezonden, waarin de presentator en misdaadjournalist zaken onderzoekt die door de politie als zelfmoord zijn bestempeld. Op 18 januari 2018 wordt een aflevering uitgezonden waarin wordt gesuggereerd dat eiser betrokken was bij de dood van een slachtoffer.

Eiser vordert te verklaren voor recht dat de aflevering onrechtmatig is jegens eiser en Talpa te veroordelen tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 35.000,00. Eiser legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat Talpa zijn eer en goede naam heeft aangetast, inbreuk heeft gemaakt op zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer alsook op zijn portretrecht. De belangenafweging valt uit in het voordeel van eiser. De onrechtmatigheid van het handelen van Talpa is daarmee komen vast te staan, hetgeen met zich brengt dat de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting van Talpa voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van artikel 10 lid 2 EVRM. De door eiser ingeroepen bescherming op grond van het portretrecht behoeft geen behandeling. De verklaring voor recht wordt toegewezen alsook een schadevergoeding ter hoogte van € 4.500,00.

4.8. De vraag is dan in hoeverre de gesuggereerde betrokkenheid van [eiser] steun kan vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Uit de aflevering volgt dat die wordt gebaseerd op twee elementen, namelijk (i) de verklaring van de huisbaas dat [eiser] destijds de beschikking over [slachtoffer] ’s sleutel zou kunnen hebben gehad, en (ii) de verklaring van de ooggetuige dat de persoon die hij uit het raam zag [eiser] kon zijn geweest (“it could be him”). Met betrekking tot die laatste verklaring wordt opgemerkt dat de ooggetuige [eiser] niet herkende op de eerste foto die [presentator] hem toonde en dat hij toelichtte dat een en ander lastig te zien was (het was in het midden van de nacht, dus donker en op enige afstand omdat het raam zich op de derde verdieping bevindt ) en dat hij op dat moment erg was geschrokken. De overige elementen die in de aflevering worden aangevoerd, zien niet concreet op betrokkenheid van [eiser] . Zo kan de omstandigheid dat het raam is aangetroffen in de kiepstand, die voor [presentator] de ‘trigger’ vormde voor zijn verdere onderzoek, weliswaar steun geven aan de conclusie dat mogelijk geen sprake is geweest van zelfmoord, maar daaraan kan niet de conclusie worden verbonden dat [eiser] daarbij betrokken kan zijn geweest. Het beschikbare feitenmateriaal bestaat uit niet meer dan twee onzekere verklaringen en kan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun geven aan de jegens [eiser] geuite (suggesties van) verdachtmakingen. Gelet op het gebrekkige ondersteunende feitenmateriaal mocht van Talpa worden verwacht dat zij zorgvuldig en terughoudend verslag doet, zonder lichtvaardig dusdanig ernstige aantijgingen te uiten.

4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van [eiser] . De onrechtmatigheid van het handelen van Talpa is daarmee vast komen te staan, hetgeen met zich brengt dat de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting van Talpa voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van artikel 10 lid 2 EVRM. De door [eiser] ingeroepen bescherming op grond van het portretrecht voegt aan het voorgaande in dit geval niets toe, zodat die grondslag geen behandeling behoeft. Gelet op het voorgaande komt de door [eiser] gevorderde verklaring voor recht dat de aflevering jegens hem onrechtmatig is voor toewijzing in aanmerking.