Gepubliceerd op woensdag 22 juli 2015
IT 1812
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Advies CBP over gebruik camerabeelden van particulieren bij opsporing

Wetgevingsadvies CBP inzake wijziging van artikel 22 Wbp, 29 juni 2015 (bezwaar tegen voorstel).
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft advies gegeven over het wetsvoorstel dat regelt dat particulieren en bedrijven zelfstandig camerabeelden van een diefstal of vernieling op internet mogen publiceren. Het doel van het wetsvoorstel is om de opsporing van strafbare feiten te ondersteunen. Het CBP concludeert dat de regering niet duidelijk maakt waarom het voorgestelde middel noodzakelijk is voor de ondersteuning van de opsporing en het waarborgen van de veiligheid. Ook oordeelt het CBP dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer door het publiceren van camerabeelden groot is en niet in verhouding staat tot het doel van het wetsvoorstel. Het advies is daarom om het voorstel niet in te dienen.

Tot nu toe is opsporing van verdachten van strafbare feiten een zaak van de politie en het Openbaar Ministerie (OM). Daarbij gelden ook waarborgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit wetsvoorstel lijkt ertoe te leiden dat gebroken wordt met het uitgangspunt dat het primaat voor de opsporing ligt bij de politie en het OM. Het voorstel legaliseert in feite het plaatsen van camerabeelden door iedereen voor het opsporen van diefstal en vernieling. Mensen moeten daarbij volgens het voorstel zelf hun afweging maken, zonder een toets door de politie of het OM. De beelden hoeven niet vooraf aan de politie te worden getoond. Dit terwijl het plaatsen van de beelden op internet verstrekkende gevolgen kan hebben voor de mensen die op de beelden staan.

Noodzaak
Het CBP mist in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel de onderbouwing van de maatschappelijke noodzaak van het publiceren van de camerabeelden door particulieren in het kader van de opsporing. De regering verwijst in haar wetsvoorstel ter onderbouwing naar een ‘breed maatschappelijk gevoelde maatschappelijke behoefte’ aan veiligheid. Maar een analyse van de aard en de omvang van het probleem dat met dit wetsvoorstel zou worden opgelost, ontbreekt. Het voorstel biedt geen concrete aanknopingspunten voor de veronderstelling dat de veiligheid hierdoor daadwerkelijk wordt verhoogd. Het voorstel laat in het midden of en wanneer de politie de geplaatste beelden zou moeten gebruiken bij de opsporingsactiviteiten.

Proportionaliteit en subsidiariteit
Het wetsvoorstel kan zeer ingrijpende gevolgen hebben op de persoonlijke levenssfeer van mensen die staan op de camerabeelden van particulieren of bedrijven. Denk aan stigmatisering (eens op internet, altijd op internet) en het risico op represailles/eigenrichting. Bovendien kunnen onschuldige burgers ten onrechte als verdachte worden aangemerkt. Deze risico’s worden onvoldoende meegewogen in het wetsvoorstel. Verder meent het CBP dat het beoogde doel van opsporing ook bereikt kan worden met minder ingrijpende middelen. Bijvoorbeeld door de camerabeelden aan te leveren bij de politie. Hierdoor blijven de politie en het OM als eerste aan zet om te bepalen of de beelden openbaar moeten worden gemaakt en zullen de beelden daadwerkelijk onderdeel uitmaken van opsporingsactiviteiten.