Gepubliceerd op dinsdag 13 september 2022
IT 4062
Gerechtshof Den Haag ||
30 aug 2022
Gerechtshof Den Haag 30 aug 2022, IT 4062; ECLI:NL:GHDHA:2022:1552 (Foreburgh tegen geïntimeerde), https://itenrecht.nl/artikelen/aanspraak-op-migratie-persoonsgegevens-onwaarschijnlijk

Aanspraak op migratie persoonsgegevens onwaarschijnlijk

Vzr. Hof Den Haag 30 augustus 2022, IT 4062; ECLI:NL:GHDHA:2022:1552 (Foreburgh tegen geïntimeerde) Foreburgh en geïntimeerde zijn allebei financieel dienstverlener. Zij zijn een overeenkomst aangegaan op grond waarvan de klantgegevens van zijn bij de nationale Hypotheekbond account heeft overgezet op het account van Foreburgh. De voorzieningenrechter had Foreburgh bij vonnis van 18 januari 2021 bevolen om aan geïntimeerde onmiddellijk toegang te verlenen tot de database van de Nationale Hypotheekbond om hem in staat te stellen klantinformatie te raadplegen. 

Naar voorlopig oordeel van het hof valt niet uit te sluiten dat de klanten veronderstellen dat zij klant zijn geworden van Foreburgh en dat hun relatie met geïntimeerde is beëindigd. Dit zou kunnen betekenen dat ook de verwerkingsverantwoordelijkheid met betrekking tot de klantgegevens van geïntimeerde is geëindigd. De klantgegevens zouden dan ook niet zonder meer aan geïntimeerde ter beschikking mogen worden gesteld. Ook is het onwaarschijnlijk dat er door geïntimeerde aanspraak gemaakt zou kunnen worden op overzetting van persoonsgegevens naar haar account als het gaat om gegevens die op naam van Foreburgh zijn verkregen en betrekking hebben op Wft-vergunningplichtige dienstverlening. Het hof komt tot de conclusie dat het hoger beroep van Foreburgh slaagt en zal het bestreden vonnis daarom vernietigen voor zover de vorderingen van geïntimeerde daarin zijn toegewezen.

6.6. Tussen partijen is niet in geschil dat een deel van de door [geïntimeerde] in de samenwerking ingebrachte klanten gedurende de samenwerking op naam van Foreburgh zijn bediend, (waaronder) met Wft-vergunningplichtige diensten. Foreburgh stelt dat dit haar klanten zijn geworden. Naar het voorlopig oordeel van het hof valt niet uit te sluiten dat de desbetreffende klanten – evenals Foreburgh – tot de conclusie zijn gekomen dat zij klant zijn geworden van Foreburgh, dat de zakelijke relatie met [geïntimeerde] is beëindigd, en dat zij daarmee (stilzwijgend) hebben ingestemd. Dit zou kunnen meebrengen dat onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) de verwerkingsverantwoordelijkheid van [geïntimeerde] voor de desbetreffende klantgegevens ook is geëindigd, en is overgegaan naar Foreburgh. En dit zou dan betekenen dat deze klantgegevens niet zonder meer weer (exclusief) aan [geïntimeerde] ter beschikking zouden mogen worden gesteld, behoudens voor zover daarvoor in de zin van artikel 6 AVG gronden zijn. Dat in deze gevallen dergelijke gronden zich (reeds) voordoen, is echter niet aannemelijk geworden. Los hiervan is niet goed denkbaar dat [geïntimeerde] aanspraak zou kunnen maken op migratie naar haar account van persoonsgegevens die op naam van Foreburgh zijn verkregen en die betrekking hebben op Wft-vergunningplichtige dienstverlening, daar waar [geïntimeerde] niet meer over een Wft-vergunning beschikt. Dit betekent in elk geval dat de vorderingen van [geïntimeerde], niet zonder meer (ongeclausuleerd) kunnen worden toegewezen.

6.8. Deze overwegingen hebben partijen tot correspondentie gebracht over de vraag welke klanten wél en welke klanten níet zouden moeten worden gemigreerd (op grond van het bestreden vonnis, met inachtneming van de rechtsoverwegingen 2.4-2.5 daarvan), met uitwisseling van diverse standpunten en voorstellen. Volgens Foreburgh is het vonnis niet uitvoerbaar gebleken. Bij memorie van antwoord tevens wijziging/vermeerdering van eis heeft [geïntimeerde] als productie 4 een lijst overgelegd met de klanten van wier gegevens hij migratie vordert. Volgens hem zijn dit alle klanten die hij destijds bij Foreburgh heeft ingebracht, en nadien door hem geworven klanten. Los van het feit dat de lijst niet leesbaar is, is de vordering in zoverre niet toewijsbaar, gelet op het hiervoor in 6.6 overwogene. [geïntimeerde] heeft geen lijst overgelegd die voldoet aan de hiervoor in 6.6 genoemde beperkingen, noch een petitum geformuleerd dat tot een veroordeling kan leiden die én aan die beperkingen voldoet én voor Foreburgh duidelijkheid verschaft (wat van groot belang is in verband met de eveneens gevorderde dwangsom). Een veroordeling die zou inhouden dat alle gegevens moeten worden gemigreerd van klanten aan wie nooit onder de naam Foreburgh diensten zijn verleend (vlg. hiervoor, 6.7) is onvoldoende eenduidig, mede gelet op de verschillende standpunten van partijen over wat dat betekent. Dit leidt er reeds toe dat de vorderingen die strekken tot migratie van klantgegevens niet toewijsbaar zijn in dit kort geding. Hierdoor wordt niet toegekomen aan de vraag of [geïntimeerde] in zijn verhouding tot Foreburgh aanspraak heeft op migratie van klantgegevens voor zover de hiervoor in 6.6 genoemde beperkingen zich daartegen niet zouden verzetten.