23 apr 2024
Aanhouding journalist bij Extinction Rebellion leidt tot schending 10 EVRM
Hof Den Haag 23 april 2024, IT 4535; ECLI:NL:GHDHA:2024:559 (Appellant tegen de Staat en de Politie). Appellant is fotojournalist. Hij bevond zich op 13 oktober 2021 in een busje met actievoerders van Extinction Rebellion. De actievoerders waren van plan om als protestactie de A12 te blokkeren. Appellant wilde van binnenuit verslag doen van deze actie (‘embedded journalism’). De Politie heeft het busje staande gehouden en alle inzittenden, inclusief appellant, aangehouden op verdenking van voorbereidingshandelingen van het, kort gezegd, versperren van een weg met gevaar voor de verkeersveiligheid. Kort nadat zijn hoedanigheid als journalist was vastgesteld, is hij vrijgelaten. Volgens appellant was die hoedanigheid al veel eerder duidelijk, onder meer omdat hij een officieel persherkenningsteken droeg in de vorm van een zogenaamde ‘rellenkaart’ en hij zijn politieperskaart kon tonen. Volgens hem was de handelwijze in elk geval onrechtmatig vanwege strijd met zijn recht op vrije nieuwsgaring, zoals beschermd door artikel 10 EVRM. Hij wil dat de rechter dit vaststelt, hem een schadevergoeding toekent en de Politie en de Staat opdraagt een rectificatie te plaatsen. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Het hof komt tot een ander oordeel.
Volgens de Politie en de Staat kon de hoedanigheid van journalist pas op het bureau met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld, maar daarin volgt het hof hen niet. Al heel snel na het staande houden kon er naar het oordeel van het hof geen redelijke twijfel meer over bestaan dat appellant inderdaad journalist was. Dat betekent dat er al kort na aanhouding geen wettelijke grondslag meer bestond om na overleg met de officier van justitie de aanhouding van appellant te laten voortduren. De handelwijze van de Politie was zodoende bovendien in strijd met artikel 10 EVRM. Een inbreuk op dat artikel, zoals een aanhouding, kan alleen gerechtvaardigd zijn als sprake is van een wettelijke grondslag en een “pressing social need”, in welk kader getoetst moet worden aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Door appellant niet uit te laten stappen, en hem zelfs mee te nemen naar het bureau werd er effectief een eind gemaakt aan de mogelijkheid van verslaglegging ter plaatse. Weliswaar kon hij geen fotoverslag meer maken van de voorgenomen blokkade van de A12, die immers was verijdeld, maar appellant had onder meer foto’s kunnen maken van de contacten tussen politie en actievoerders en van het moment waarop de actievoerders uit de bestelbus en in een politievoertuig moesten stappen. Zoals hierboven is overwogen was er naar het oordeel van het hof geen reden voor een nadere controle van de hoedanigheid van journalist op het politiebureau, zodat er geen wettelijke grondslag bestond voor de gemaakte inbreuk op artikel 10 EVRM. Het voorgaande betekent dat ook de beslissing om de camera’s en de telefoon in bewaring te nemen onrechtmatig was. Het hof verklaart voor recht dat de Politie en de Staat jegens appellant onrechtmatig hebben gehandeld. Appellant heeft recht op een schadevergoeding van € 2.512,50.
6.10 De handelwijze van de Politie (in overleg met het openbaar ministerie) was bovendien in strijd met artikel 10 EVRM. Een inbreuk op dat artikel, zoals een aanhouding, kan alleen gerechtvaardigd zijn als sprake is van een wettelijke grondslag en een “pressing social need”, in welk kader getoetst moet worden aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Door [appellant] niet uit te laten stappen, en hem zelfs mee te nemen naar het bureau werd er effectief een eind gemaakt aan de mogelijkheid van verslaglegging ter plaatse. Weliswaar kon hij geen fotoverslag meer maken van de voorgenomen blokkade van de A12, die immers was verijdeld, maar [appellant] had onder meer foto’s kunnen maken van de contacten tussen politie en actievoerders en van het moment waarop de actievoerders uit de bestelbus en in een politievoertuig moesten stappen. Zoals hierboven is overwogen was er naar het oordeel van het hof geen reden voor een nadere controle van de hoedanigheid van journalist op het politiebureau, zodat er geen wettelijke grondslag bestond voor de gemaakte inbreuk op artikel 10 EVRM.