Gepubliceerd op woensdag 4 februari 2015
Aanbesteding voor schietsystemen Defensie niet onrechtmatig
Vzr. Rechtbank Den Haag 4 juli 2014, IT 1681; ECLI:NL:RBDHA:2014:10785 (Autron tegen de Staat)
Kort geding. Aanbesteding voor schietbanen en simulatiesystemen. Autron heeft zijn recht om te klagen verwerkt, nu voldoende gelegenheid is geboden om in een eerder stadium bezwaren naar voren te brengen. Defensie mocht bovendien aannemen dat ECC (een andere inschrijver) kan voldoen aan de gestelde eisen. De vorderingen worden afgewezen.
3.3. In deze aanbestedingsprocedure is van belang dat in de aankondiging van de opdracht staat vermeld dat er geen sprake is van een verdeling in percelen en dat het gunningscriterium de economisch meest voordelige inschrijving is. De gunningssystematiek is vervolgens nader beschreven in de inschrijvingsleidraad. Die leidraad maakt melding van de mogelijkheid om vragen te stellen en hierin staat voorts vermeld dat een inschrijver tegenstrijdigheden, onjuistheden of onduidelijkheden in enig door de aanbesteder aan de inschrijver verstrekt document niet later dan tien dagen voor de uiterste datum van inschrijving aan Defensie moet melden, bij gebreke waarvan hij daarop geen beroep meer kan doen. Defensie heeft gesteld dat Autron vóór de inschrijving over de twee hier bedoelde onderwerpen geen vraag heeft gesteld, hetgeen door Autron ter zitting is erkend. Van een door Autron gemelde onjuistheid, tegenstrijdigheid of onduidelijkheid in dit verband is evenmin gebleken. Vastgesteld moet worden dat Autron aldus heeft ingeschreven zonder blijk te hebben gegeven van enig bezwaar ten aanzien van de hier bedoelde onderwerpen. Voor zover Autron met haar verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 26 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009: BI0467) heeft bedoeld te stellen dat zij over de gunningssytematiek niet eerder kon klagen, omdat eerst ná de inschrijving is gebleken dat er sprake was van een interpretatieverschil, wordt die stelling niet gevolgd. In de inschrijvingsleidraad is immers duidelijk omschreven welke formule wordt gehanteerd en hoe het percentage beschikbaarheid in die formule is verwerkt. Partijen verschillen niet van mening over de vraag hoe deze formule moet worden uitgelegd. Het geschil tussen partijen betreft de vraag of in het gehanteerde gunningscriterium het kwaliteitsaspect feitelijk wel een rol van betekenis speelt, maar dat is geen interpretatieverschil, zoals aan de orde in de hiervoor aangeduide zaak bij de Hoge Raad. Gelet op al het voorgaande zijn er naar het oordeel van de voorzieningenrechter bijzondere omstandigheden aanwezig die met zich brengen dat Autron haar recht om te klagen over deze twee punten heeft verwerkt.
3.4. (...) De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of Defensie ook had moeten toetsen of ECC daadwerkelijk in staat is om te voldoen aan de eisen, zoals vermeld in de vraagspecificatie. Die vraag moet, gezien de inhoud van de aanbestedingsstukken en het verweer van Defensie, ontkennend worden beantwoord.
3.7. Gelet op het voorgaande kan deze grond evenmin leiden tot het oordeel dat de aanbesteding niet rechtmatig is verlopen. Aangenomen moet worden dat Defensie er op dit moment gerechtvaardigd van uitgaat dat ECC kan voldoen aan de gestelde eisen, mede gezien de eigen verklaring van ECC daaromtrent. Voor het oordeel dat er sprake is van een valse verklaring, zoals Autron in haar pleitnota suggereert, ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunt.