Aanbesteding tevergeefs aangevochten
Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage, 19 juli 2010, 368338 / KG ZA 10-740 (LJN: BN2037). HP vecht zonder succes de gunning aan door de Belastingdienst aan IBM voor de opdracht voor de levering, technische implementatie, onderhoud en beheer van een geïntegreerde suite voor IT Service Management. Met dank aan Fehmi Kemal Kutluer, Vondst Advocaten.
HP gaat voor meerdere ankers liggen. Onder meer voert zij aan dat een door IBM opgevoerd referentieproject niet voldoet aan de voorwaarden, de oplossing van IBM niet voldoet aan de minimumvoorwaarden en de prijs van IBM, die twee keer zo laag is als die van HP, duidt op 'strategisch inschrijven'. De rechter maakt korte mette met deze stellingen. Terzake van het 'strategisch insschrijven' overweegt de rechter:
"4.12. In de dagvaarding heeft HP gesteld dat de door haar aangeboden prijs tweemaal zo hoog is als die van IBM. Volgens haar kan dat betekenen ofwel dat IBM "strategisch" heeft ingeschreven hetgeen niet is toegestaan op grond van het bepaalde in het Beschrijvend document onder 4.5.4. (e), ofwel dat IBM bij het vaststellen van haar prijs geen rekening heeft gehouden met de minimumeisen waarvan HP vermoedt dat IBM daaraan niet voldoet. De Staat heeft een en ander gemotiveerd bestreden, onder meer, in de brief van de Belastingdienst van 8 juni 2010. IBM heeft dat ook gedaan, onder andere in haar - vóór de zitting ingezonden - incidentele conclusie tot voeging. Met uitzondering van het verband dat HP in haar pleitnota heeft gelegd met de door haar gestelde afwezigheid van "out-of-the-box" oplossingen in de inschrijving van IBM, waardoor IBM volgens HP de lagere bieding met extra uren dienstverlening zou kunnen goedmaken, is HP vervolgens op de onderhavige kwestie niet meer teruggekomen.
4.13. Bezien in het licht van het voorgaande, heeft HP haar stellingen in dit verband onvoldoende onderbouwd. De enkele omstandigheid dat de inschrijfprijs van HP twee maal zo hoog lag als die van IBM volstaat in ieder geval niet. Daaruit volgt niet - zonder meer - dat IBM geen "gebruikelijke prijzen" (gebaseerd op normale kostprijzen met redelijke korting en winstmarges) heeft gehanteerd, noch dat IBM door middel van verschuivingen in de kosten tussen diverse posten heeft getracht op oneigenlijke wijze voordeel te behalen uit het beoordelingsmodel. Daar komt bij dat uit hetgeen onder 4.8. tot en met 4.11. is overwogen volgt, dat bij de prijsstelling van IBM wel rekening is gehouden met de gestelde minimumeisen, waaronder de eis van "out-of-the-box" oplossingen. "
Lees de uitspraak hier.