Gepubliceerd op donderdag 19 december 2024
IT 4703
Rechtbank Den Haag ||
11 dec 2024
Rechtbank Den Haag 11 dec 2024, IT 4703; ECLI:NL:RBDHA:2024:20977 (eiser tegen de Politie ), https://itenrecht.nl/artikelen/aanbesteding-server-en-storage-apparatuur-rechtmatig

Aanbesteding server- en storage-apparatuur rechtmatig

Rb. Den Haag 11 december 2024, IT 4703; ECLI:NL:RBDHA:2024:20977 (eiseres tegen de Politie) De Politie heeft een Europese aanbesteding georganiseerd voor de levering van server- en storage-apparatuur, waarbij de inschrijvingen werden beoordeeld op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding. De inschrijving van inschrijver A werd als winnend beoordeeld, ondanks dat eiseres betoogde dat de inschrijving van inschrijver A irreëel en manipulatief was. Eiseres stelt dat de Politie onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de reële prijzen en de mogelijkheid van manipulatie door inschrijver A. De rechtbank oordeelt dat de Politie voldoende onderzoek heeft verricht naar de inschrijving van inschrijver A en dat er geen aanwijzingen zijn voor irreële of manipulatieve inschrijvingen. De Politie heeft de inschrijvingen op detailniveau vergeleken en geverifieerd, en de inschrijving van inschrijver A voldoet aan alle gestelde eisen. De rechtbank vindt dat de Politie niet verplicht is om alle inschrijvers dezelfde listprijzen te laten hanteren en dat de gehanteerde prijslijsten voldoende transparant zijn. Verder oordeelt de rechtbank dat de Politie haar motiveringsplicht niet heeft geschonden en dat de gunningsbeslissing voldoende is onderbouwd. De vorderingen van eiseres zijn daarom afgewezen.

 

4.32. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Politie hiermee voldoende onderzocht of [inschrijver A] niet met irreële prijzen heeft ingeschreven. Gelet op het uitgevoerde onderzoek en de uitgevoerde verificatie bij [inschrijver A] was er geen reden voor de Politie om aan te nemen dat [inschrijver A] haar prijzen tijdens de uitvoering niet kan waarmaken. Dat de prijs van [inschrijver A] € [geldbedrag 5] lager was dan de prijs van [eiseres] , vormt onvoldoende reden voor de Politie om daaraan te twijfelen. De Politie was dus niet gehouden om bij [inschrijver A] bewijs van een aantal recente orders op te vragen, zoals door [eiseres] is verzocht. Nog daargelaten dat prijzen uit het verleden niets zeggen over wat [inschrijver A] bij de huidige opdracht aan de Politie kan aanbieden, is het vragen van bewijslast op grond van de aanbestedingsstukken pas aan de orde indien er twijfel bestaat over de prijzen van de te contracteren inschrijver (zie het antwoord op vraag 321 uit de Nota’s van Inlichtingen). Die twijfel hoefde de Politie in dit geval niet te hebben. Evenmin was de Politie gehouden om door middel van een benchmarkprocedure de marktconformiteit van de prijzen van [inschrijver A] te toetsen. Uit de aanbestedingsstukken (artikel 3.9 van de conceptovereenkomst) volgt dat de Politie pas vanaf het einde van het eerste contractjaar bevoegd is een benchmark te laten uitvoeren, niet al in de fase van de inschrijving.