DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 3 juni 2015
IT 1774
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Woonwagencamera's ter bescherming van eigendommen weegt niet op tegen privacy

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 2 juni 2015, IT 1774; ECLI:NL:RBNNE:2015:2588 (woonwagencamera's)
Geschil tussen buren/woonwagenbewoners over plaatsing van camera’s op een woonwagen. Vordering tot verwijdering van de camera’s afgewezen. Het belang van [gedaagde] om zijn eigendommen met behulp van de camera's in de gaten te kunnen houden, weegt niet op tegen de ernst van de inbreuk op de privacy van [eiseres]. [eiseres] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gesteld, om te kunnen concluderen, en ook anderszins is in dit kort geding niet aannemelijk geworden, dat met gebruikmaking van deze vier camera's het erf en de woonwagen van [eiseres] (stelselmatig) kunnen worden geobserveerd. Voorziening wordt geweigerd.

5.6. [eiseres] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gesteld, om te kunnen concluderen, en ook anderszins is in dit kort geding niet aannemelijk geworden, dat met gebruikmaking van deze vier camera's het erf en de woonwagen van [eiseres] (stelselmatig) kunnen worden geobserveerd. [eiseres] stelt weliswaar dat de betreffende camera's roterend zijn en dat hiermee door [gedaagde] kan worden ingezoomd op haar perceel, maar deze stelling is niet verder (feitelijk) onderbouwd én wordt voorshands ook voldoende weerlegd door de verklaring van de installateur Kocks. De installateur heeft zowel schriftelijk als desgevraagd ter zitting verklaard dat de door hem geplaatste camera's niet roterend zijn en dat met deze camera's door [gedaagde] niet (zelfstandig) kan worden ingezoomd op het perceel van [eiseres]. Daarvoor is een sleutel nodig en die sleutel heeft alleen Kocks. Ook de in dit kort geding overgelegde foto's leveren voorshands onvoldoende bewijs op dat [gedaagde] met gebruikmaking van de camera's het erf en de woonwagen van [eiseres] (stelselmatig) kan observeren. Dat [gedaagde], zoals [eiseres] aanvoert, beelden van haar en haar familie zou (kunnen) registreren, is mitsdien al evenmin aannemelijk. Door [gedaagde] zijn foto's overgelegd die van de camera's zijn gemaakt. Daaruit blijkt dat de camera's op zijn eigen perceel zijn gericht en dat alleen via camera 01 er een zeer beperkt zicht is op het perceel van [eiseres]. Deze inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter zo beperkt dat deze niet opweegt tegen het gerechtvaardigde belang van [gedaagde] om zijn perceel met gebruikmaking van de camera's te beveiligen.