19 okt 2021
Kopieer citeerwijze ||
Slimstock Holding B.V. tegen de staatssecretaris van EZK
Weigering S&O-verklaring wegens focus op programmatuur
College van Beroep voor het bedrijfsleven 19 oktober 2021, IT 3690; ECLI:NL:CBB:2021:954 (Slimstock Holding B.V. tegen de staatssecretaris van EZK) Appellante is een onderneming die IT-diensten ten behoeve van voorraadbeheersystemen aanbiedt. Zij ontwikkelt software voor voorraadoptimalisatie. Voor deze projecten heeft Slimstock een S&O-verklaring aangevraagd. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Deze afwijzing is gedaan op grond van het feit dat verweerder niet voldoende kon opmaken dat er sprake was van S&O activiteiten. Slimstock heeft in haar eerste beroepsgrond aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat bij de ingediende projecten geen sprake is van speur- en ontwikkelingswerk. Echter oordeelt het College van Beroep dat de aanvraag terecht is afgewezen. Slimstock heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar werkzaamheden binnen de projecten direct en uitsluitend gericht zijn op de ontwikkeling van technische nieuwe programmatuur, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onder p Wva.
4.1.2 Zoals het College eerder (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 oktober 2018, ECLI:NL:CBB:2018:557, r.o. 3.) heeft overwogen, volgt uit het wettelijk systeem dat een aanvrager vooraf in voldoende mate moet specificeren op welke werkzaamheden de aanvraag betrekking heeft. Om te kunnen beoordelen of de werkzaamheden waarvoor een verklaring wordt aangevraagd al dan niet onder de werkingssfeer van de Wva vallen, is het voor verweerder dan ook noodzakelijk om van de aanvrager voldoende gegevens te verkrijgen met betrekking tot deze werkzaamheden. Bij de beoordeling van een aanvraag is allereerst beslissend of uit hetgeen in de aanvraag is beschreven, kan worden afgeleid welke speur- en ontwikkelingswerkzaamheden de aanvrager voornemens is te gaan verrichten. Het is dus aan appellante om in de aanvraagfase helder en duidelijk uit te leggen wat zij precies gaat doen (zie ook de uitspraak van het College van 27 oktober 2020, ECLI:NL:CBB:2020:757, r.o. 12.1). Met betrekking tot speur- en ontwikkelingswerk gerelateerd aan programmatuur hanteert verweerder het uitgangspunt dat sprake moet zijn van het ontwikkelen van technisch nieuwe programmatuur. Daarvan is, aldus verweerder, alleen sprake als de desbetreffende werkzaamheden bestaan uit het daadwerkelijk oplossen van programmeertechnische knelpunten en het aantonen van een nieuw informatietechnologisch werkingsprincipe. Binnen een S&O-project moet dan ook, in een traject met technische risico’s, worden gewerkt aan het oplossen van programmeertechnische knelpunten en door middel van het zelf zoeken en bewijzen aantonen in hoeverre het informatietechnologisch werkingsprincipe van de oplossing in technische zin voldoet. Het College acht dit uitgangspunt aanvaardbaar (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 oktober 2019, ECLI:NL:CBB:2019:528, r.o. 3.2). Zoals het College eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 november 2018, ECLI:NL:CBB:2018:573, r.o. 8) is een algemene beschrijving van werkzaamheden waaruit slechts valt op te maken, dat deze technisch ingewikkeld van aard zijn en dat men bij de uitvoering daarvan waarschijnlijk wel problemen zal ontmoeten die slechts met behulp van speur- en ontwikkelingswerk vallen op te lossen, niet voldoende. [...]