Wck van toepassing op Payogo Card met betaling achteraf
Rechtbank Midden-Nederland 22 januari 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:203, (Debet Card Services Europe B.V.)
Krediettransactie in de zin van de Wet op het consumentenkrediet (Wck). Kredietovereenkomst in de zin van het BW. Misleidende reclame. Op de website van eiseres is tussen partijen een overeenkomst gesloten. Die overeenkomst houdt in dat eiseres aan gedaagden in bruikleen verstrekt een zogenaamde Payogo Prepaid Maestro Debet Card met een op te waarderen tegoed van maximaal € 750,00 voor de duur van 30 dagen. Het verkregen tegoed, vermeerderd met een membershipfee, dient binnen 21 dagen na opwaardering te zijn terugbetaald aan eiseres.
Is de Wet op het consumentenkrediet (Wck) van toepassing op 'Payogo Card' die niet als prepaid kaart is uitgegeven, maar als kaart met een geldbedrag van € 750,00, terwijl de consument achteraf dat bedrag moet betalen vermeerderd met een als 'kosten lidmaatschap'?
Dat eiseres Nederlandse consumenten van een prepaid debet card voorziet, is in dit geval in ieder geval misleidend, omdat was overeengekomen dat achteraf betaald moest worden. Het afgeven van de Payogo Card voldoet ook geheel aan de omschrijving van een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 jo. 7:73 BW en aan de omschrijving van een krediettransactie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a Wck.
De rechtbank oordeelt:
3.1. In de akte van 28 augustus 2013 heeft eiseres aangevoerd dat zij geen kredietinstelling is en geen krediet heeft verleend, maar dat zij een door De Nederlandsche Bank vrijgestelde betaaldienstverlener is die de Payogo Card heeft uitgegeven. Zij stelt dat zij samenwerkt met ABN AMRO Bank N.V. als de verantwoordelijke uitgever van de Payogo Card. Eiseres valt niet onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten en is niet gehouden tot het toetsen en registreren van kredieten bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel.
3.5. Uit de vastgestelde feiten volgt dat de stelling dat eiseres Nederlandse consumenten van een prepaid debet card voorziet, in ieder geval in dit geval misleidend is, omdat in dit geval was overeengekomen dat achteraf betaald moest worden. Uit de overgelegde overeenkomst en de algemene voorwaarden volgt, dat de consument kan kiezen voor vooruit betalen (dan wordt een prepaid kaart verstrekt) en achteraf betalen.3.5.1. Uit de vastgestelde feiten volgt ook, dat eiseres Payogo kaarten met een tegoed van maximaal € 750,00 uitgeeft en daarmee een betaalinstrument of rekening voor elektronisch geld uit lijkt te geven waarop een hoger geldbedrag kan worden opgeslagen dan de grens van € 150,00 van artikel 1c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vrijstellingsregeling Wft. Eiseres lijkt dus ook De Nederlandsche Bank niet correct te hebben voorgelicht en er ten onrechte een beroep op gedaan te hebben dat aan haar een vrijstelling is verleend, nog daargelaten dat de verlening van de vrijstelling van WFT-toezicht niet eraan kan toe- of afdoen of een transactie een krediettransactie in de zin van de Wck is.
3.5.2. Gezien de hiervoor genoemde feiten voldoet het afgeven van een Payogo Card met een tegoed van |
€ 750,00 waarvoor achteraf enig bedrag betaald moet worden, geheel aan de omschrijving van een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 in samenhang met 7:73 van het BW en aan de omschrijving van een krediettransactie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wck. De strekking is immers dat door eiseres aan gedaagde een geldsom ter beschikking wordt gesteld middels Payogo Card als betalingsfaciliteit en dat gedaagde een of meer uitgestelde betalingen aan eiseres moet doen.3.6. Uit het voorgaande volgt, dat de Wck van toepassing is, en dat brengt mee, dat het eiseres is verboden een hogere kredietvergoeding in rekening te brengen of te bedingen dan de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding zoals ingevolge artikel 35 Wck geregeld in het Besluit kredietvergoeding. Deze ten hoogst toegelaten kredietvergoeding bedraagt op jaarbasis 15%, zodat de bedongen vergoeding van 25% (€ 187,50 voor een krediet van € 750,00) voor de periode tussen 6 december 2012 dan wel 6 februari 2013 en 28 februari 2013 daarmee in strijd is. Het met als grondslag membershipfee gevorderde bedrag van € 187,50 moet daarom worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (€ 140,63) en verhaalsinformatierapport (€ 35,00).
3.7. Uit het voorgaande volgt dat het ter beschikking gestelde, als koopprijs aangeduide, bedrag van € 750,00 en de wettelijke rente vanaf de dag dat het ter beschikking gestelde bedrag terugbetaald had moeten zijn, kunnen worden toegewezen.