DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 4 juni 2025
IT 4873
Overige instanties ||
27 mrt 2025
Overige instanties 27 mrt 2025, IT 4873; (Verzoeker tegen verweerster), https://itenrecht.nl/artikelen/verzoek-om-prejudiciele-beslissing-over-streamingdiensten-digitale-dienst-of-digitale-inhoud

Verzoek om prejudiciële beslissing over streamingdiensten: digitale dienst, of digitale inhoud?

Verzoek van Oberster Gerichtshof 27 maart 2025, IT 4873; Zaak C-234/25 (Verzoeker tegen verweerster). Verzoeker is een vereniging voor de behartiging van consumentenbelangen. Verweerster biedt streamingdiensten aan. Klanten kunnen programma’s ‘live’ of ‘on demand’ kijken. Afhankelijk van de betreffende licentiegever zijn ook downloads mogelijk. Het programma wordt dan in eigen geheugen opgeslagen en kan slechts één keer bekeken worden, binnen 48 uur. Bij het aangaan van het abonnement gaat een consument ermee akkoord dat de aanbieder voor het verstrijken van de herroepingstermijn van 14 dagen met de uitvoering van de overeenkomst begint. Hierdoor verliest de consument op het moment van de bestelling van een abonnement het herroepingsrecht. Verzoeker vordert dat verweerster deze voorwaarde aanpast, aangezien deze onjuist is. Bij een streamingabonnement is sprake van een ‘digitale dienst’, waarbij de volledige uitvoering van de dienst pas leidt tot het verlies van het herroepingsrecht.  Verweerster meent echter dat er sprake is van ‘digitale inhoud’. In eerste aanleg werd de vordering afgewezen, in tweede aanleg is de vordering toegewezen. Tegen deze uitspraak heeft verweerster beroep ingesteld. In dit kader stelt de verwijzende rechter de volgende vraag:

1. Moet artikel 16, onder m), van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, gelezen in samenhang met artikel 2, punt 11 ervan, aldus worden uitgelegd dat het aanbieden van streamingdiensten waarbij de digitale inhoud die ter beschikking wordt gesteld om te worden bekeken, zich bevindt op een server waartoe de klanten middels een link of een app met hun eindapparatuur toegang krijgen om vervolgens via internet de programma’s die deel uitmaken van hun abonnement zowel „live” als „on demand” te kunnen bekijken of om de digitale inhoud te kunnen downloaden en in een eigen geheugen te kunnen opslaan en los van een onlinetoegang binnen 48 uur eenmalig te kunnen bekijken, een levering van „digitale inhoud” vormt in de zin van deze bepalingen?