DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 5 januari 2023
IT 4190
||
22 dec 2022
22 dec 2022, IT 4190; ECLI:NL:GHDHA:2022:2595 (Verdachte), https://itenrecht.nl/artikelen/veroordeling-voor-tweet-over-het-vernietigen-van-zionisten

Veroordeling voor tweet over het vernietigen van zionisten

Gerechtshof Den Haag 22 december 2022, IT 4190; ECLI:NL:GHDHA:2022:2595 (Verdachte) Verdachte heeft een aantal berichten op zijn twitteraccount geplaatst, waar hij toentertijd ruuim 31.000 volgers op had. Dit waren berichten die als strekking hadden dat 'zionisten' vernietigd moeten worden. Verachte wordt opruiing ten laste gelegd, waar sprake van is indien wordt aangehitst, aangezet of aangespoord tot het plegen van een strafbaar feit. Het verweer van verdachte is dat hij enkel Allah heeft aangeroepen en niet mensen heeft aangespoord. Het hof gaat niet in dit verweer mee en stelt dat dit niet onder de vrijheid van meningsuiting valt. Beperking van dit recht is hier toegestaan aangezien opruiing een legitiem doel is. De verdachte wordt veroodeeld voor opruiing.

Het hof overweegt dat aan de onder (i) en (ii) genoemde voorwaarden is voldaan. De strafbaarstelling van opruiing is bij wet voorzien en dient een legitiem doel. Immers de strafbaarstelling van opruiing is bedoeld om te voorkomen dat anderen worden aangezet tot het plegen van strafbare feiten en ter bescherming van de openbare orde.

Het hof is van oordeel dat ook aan het onder (iii) opgenomen vereiste dat de beperking van het grondrecht van de verdachte in een democratische samenleving noodzakelijk is, is voldaan. Daarbij weegt het hof de aard, de context en het effect van de uitlating mee.

De verdachte heeft de uitlatingen gedaan op Twitter. Hij heeft de berichten geplaatst als reactie op (nieuws)berichten over het gewelddadige conflict tussen Israël en de Palestijnen. Gelet op deze context en gezien de aard van de uitlatingen is het hof van oordeel dat de uitlatingen niet kunnen worden opgevat als te zijn bedoeld om een publiek debat op gang te brengen; de bewoordingen en de toonzetting van geen van de berichten van de verdachte nodigen uit tot een open gedachtenwisseling. Dat oordeel wordt niet anders als daarbij wordt meegewogen, zoals door de verdediging is aangevoerd, dat de verdachte een vanuit de politiek (in enige mate) bekend persoon is. Daarbij betrekt het hof dat het de verdachte kenbaar moet zijn geweest dat na het plaatsen van zijn eerste bericht op 14 mei 2018 geen publiek debat heeft plaatsgevonden en dat de verdachte ervoor heeft gekozen om in de daaropvolgende berichten niet zijn woordkeuze aan te passen teneinde wel uit te nodigen tot een debat. Het oproepen tot het gebruik van geweld is bovendien zodanig in strijd met de uitgangspunten van een democratie dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om de verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van een strafbaar feit) te bereiken. Die beperking is daarmee ook proportioneel.