20 jan 2021
Vermelden naam oud-advocaat in strijd met AVG
RvS 20 januari 2020, IT 3390; ELI:NL:RVS:2021:111 (Appellant tegen NOvA) Bij besluit van 15 juni 2018 heeft de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten het verzoek van appellant om ontkoppeling van de lijst waarop zijn schorsing staat vermeld met zoekmachines op internet afgewezen. Appellant heeft vanaf 2011 tot en met 1 juni 2018 als advocaat ingeschreven gestaan op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten. Na een klachtprocedure heeft de raad van discipline hem bij wijze van tuchtrechtelijke maatregel op 17 januari 2017 onvoorwaardelijk geschorst voor de duur van vier maanden en de termijn als bedoeld in artikel 8a, derde lid van de Advocatenwet verkort tot vijf jaar. Het hof van discipline heeft deze uitspraak op 10 juli 2017 bekrachtigd.
De secretaris van de algemene raad heeft de naam van appellant opgenomen in een openbare lijst van geschorste en geschrapte advocaten die is geplaatst op de website van de NOvA. Het gevolg daarvan is dat de schorsing van appellant vindbaar is via internetzoekmachines.
Het hoger beroep wordt gegrond verklaard. Het besluit van 25 oktober 2018 in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De noodzaak die ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de AVG is vereist voor een dergelijke verwerking van persoonsgegevens ontbreekt.
4.5. Ingevolge artikel 17, derde lid, aanhef en onder b, van de AVG is het eerste lid echter niet van toepassing voor zover de verwerking nodig is voor de in dat artikellid benoemde gevallen.
Anders dan de algemene raad aanvoert, staat dit artikel van de AVG niet in de weg aan het recht van [appellant] op wissing van de gegevens. Ingevolge dat artikel is er geen recht op wissing als op de verwerkingsverantwoordelijke een wettelijke verwerkingsverplichting rust. Een dergelijke verplichting is in dit geval niet aanwezig. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] met ingang van 17 augustus 2017 voor vier maanden is geschorst als advocaat. Gelet hierop heeft de secretaris van de algemene raad de naam van [appellant] in zoverre ingevolge artikel 8b van de Advocatenwet terecht gepubliceerd op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten. Deze verwerking van zijn persoonsgegevens is nodig om te voldoen aan een wettelijke plicht die op de secretaris van de algemene raad rust in de zin van artikel 6, eerste lid, onder c, van de AVG. Dit geldt echter niet voor het vervolgens op de lijst geplaatst houden van de naam van [appellant]. Artikel 8b van de Advocatenwet bepaalt slechts dat er een openbaarmaking plaatsvindt en schrijft niet voor hoe lang de lijst daarna nog raadpleegbaar moet blijven. Het onbeperkt geplaatst houden van de naam van [appellant] op de gepubliceerde lijst kan daarom niet worden aangemerkt als voldoening aan een uit de Advocatenwet voortvloeiende wettelijke plicht. Wissing van deze gegevens op enig moment is dan ook niet in strijd met de wettelijke verplichting van artikel 8b van de Advocatenwet.
In artikel 17, derde lid, aanhef en onder b, van de AVG is daarnaast opgenomen dat er ook geen recht op wissing van de persoonsgegevens is als de verwerking daarvan nodig is voor het vervullen van een taak van algemeen belang of het uitoefenen van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend. Ook die uitzonderingsgrond doet zich niet voor. Uit hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen volgt dat de noodzaak die ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de AVG is vereist voor een dergelijke verwerking van persoonsgegevens in dit geval ontbreekt.
Conclusie
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 25 oktober 2018 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De algemene raad dient een nieuw besluit op het bezwaar te nemen en daarin met inachtneming van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de AVG gelezen in verbinding met artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, van die verordening opnieuw op het bezwaar te beslissen. Daarbij zal de algemene raad in moeten gaan op de vraag of het geplaatst houden van [appellant] op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten nog noodzakelijk is na zijn vrijwillige schrapping van het tableau. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.