DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 13 december 2016
IT 2190
||
15 nov 2016
15 nov 2016, IT 2190; ECLI:NL:GHARL:2016:9109 (Proximedia tegen X), https://itenrecht.nl/artikelen/vergoeding-40-van-de-termijnverplichting-uit-de-voorwaarden-proximedia-niet-onredelijk-bezwarend

Vergoeding 40% van de termijnverplichting uit de voorwaarden Proximedia niet onredelijk bezwarend

Hof Arnhem-Leeuwarden 15 november 2016, IT 2190; ECLI:NL:GHARL:2016:9109 (Proximedia tegen X) Einduitspraak na ECLI:NL:GHARL:2016:4014.
Artikel 10 lid 1 van de Algemene Voorwaarden van Proximedia, waarin de vergoeding van 40% van de termijnverplichtingen is bedongen, is niet onredelijk bezwarend. Het hof merkt op dat het thans gaat om de beoordeling van de vraag of sprake is van een onredelijk bezwarend beding dan wel om de vraag of het boetebeding moet worden gematigd. Daarbij gaat het niet om een rekenkundig sluitende afweging, maar om de vraag of uit de overgelegde stukken in voldoende mate te herleiden valt welk percentage van de verkoopprijs als kostprijs van de contracten moet worden beschouwd. Gelet op de percentages is er evenmin sprake van dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de bedongen boete moet worden gematigd, nog daargelaten of de totale schade (inclusief winstderving) niet meer dan 40% bedraagt.

2.4. Naar het oordeel van het hof valt niet in te zien waarom de door Proximedia overgelegde cijfers niet van haarzelf afkomstig mogen zijn, waarbij wordt aangetekend dat de kostenstructuur mede wordt onderbouwd door de jaarrekening 2011 opgesteld door [accountant] . [geïntimeerde] stelt ook niet welke financiële informatie zij, ter staving van haar stelling dat sprake is van een onredelijk bezwarend beding dan wel dat er aanleiding is tot matiging van de vergoeding, van Proximedia had willen ontvangen waar zij wel vertrouwen in zou hebben gehad. [geïntimeerde] merkt op dat bij de berekening van de kostprijs is uitgegaan van € 1.055.590,- aan directe loonkosten terwijl uit de jaarrekening na optelling een bedrag van € 1.148.094,- volgt. [geïntimeerde] voert verder nog aan dat de totaaltelling als geheel niet aansluit op hetgeen staat vermeld in de winst- en verliesrekening en dat een aanzienlijk verschil bestaat tussen de inkoopwaarden van de omzet over 2010 en 2011. Zonder nadere (ter zake deskundige) duiding in welke zin de aansluiting ontbreekt en dat het margeverschil tussen 2010 en 2011 niet verklaarbaar is, kan niet worden gezegd dat, zoals [geïntimeerde] stelt, het gaat om ondeugdelijke en onbetrouwbare stukken. Het hof merkt op dat het thans gaat om de beoordeling van de vraag of sprake is van een onredelijk bezwarend beding dan wel om de vraag of het boetebeding moet worden gematigd. Daarbij gaat het niet om een rekenkundig sluitende afweging, maar om de vraag of uit de overgelegde stukken in voldoende mate te herleiden valt welk percentage van de verkoopprijs als kostprijs van de contracten moet worden beschouwd. Uit de jaarrekening 2010 en 2011 blijkt dat de inkoopprijs destijds 28,6% en 32,5% bedroeg, terwijl, uitgaande van de kostprijsberekening van Proximedia, die kostprijs 36% van de termijnverplichting bedroeg, waarbij dan nog geen rekening is gehouden met in ieder geval de winstderving. Gelet daarop oordeelt het hof dat artikel 10.1 waarin de vergoeding van 40% van de termijnverplichtingen is bedongen, niet onredelijk bezwarend is. Gelet op de percentages is er evenmin sprake van dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de bedongen boete moet worden gematigd, nog daargelaten of de totale schade (inclusief winstderving) niet meer dan 40% bedraagt.