Bijdrage ingezonden door Ruben Tavernier, Arnold & Siedsma.
Software & IP: Technisch effect voorwaarde voor octrooi
Volgens de wet kunnen octrooien aangevraagd worden op uitvindingen op elk domein van de techniek. Uit die bepaling wordt afgeleid dat octrooien enkel op "iets technisch" kunnen worden verkregen. Software heeft echter niet altijd betrekking op "iets technisch". Natuurlijk zorgt elk stukje software ervoor, wanneer het wordt uitgevoerd op een computer of smartphone, dat elektrische spanningen en stromen ontstaan en variëren in dat apparaat. Er gebeurt dus "iets technisch". Dat is echter een routine-effect bij élk stukje software. Daarom is in de rechtspraak bepaald dat er ook nog sprake moet zijn van een "bijkomend technisch effect". Maar wat houdt een "bijkomend technisch effect" in?
Een bijkomend technisch effect van software kan op meerdere manieren voorkomen. Zo kan een bijkomend technisch effect van software optreden indien een fysiek tastbare verandering in de omgeving plaatsvindt. Een voorbeeld hiervan is het aansturen van een robotarm in een productielijn, op basis van waargenomen videobeelden. Een ander voorbeeld is het automatisch onderbreken van een procesreactor, op basis van enkele invoerwaarden.
Maar ook zonder externe fysieke verandering kan er soms sprake zijn van "iets technisch". Een bijkomend technisch effect van software kan bijvoorbeeld ook optreden als de software dient om technische signalen te verwerken. Voorbeelden hiervan zijn het versleutelen van een bericht of het digitaal ondertekenen ervan, het converteren van een afbeelding naar een ander bestandsformaat (zodat die minder geheugenruimte inneemt), of het moduleren van een elektromagnetische golf voor transport over grotere afstand.
Ook wanneer software de inwendige werking van het elektronisch apparaat waarop hij wordt uitgevoerd verbetert, kan er sprake zijn van een bijkomend technisch effect. Voorbeelden hiervan zijn het genereren van bepaalde waarschuwingssignalen op basis van de werking van het apparaat, het dubbel benutten van bepaalde processorregisters, het introduceren van tijdsvertragingen voor een stabielere werking, of het opslaan van data in een bijzondere datastructuur zodat die sneller kan worden doorzocht.
Zoals eerder aangegeven is het zonder het optreden van een bijkomend technisch effect niet mogelijk om een octrooi aan te vragen op software. Zo is software die bijvoorbeeld gericht is op het opvragen van enkele banksaldo’s en het nagaan van welke het hoogste is, een voorbeeld dat een bijkomend technisch effect mist. Ook bij het aanmelden van een gebruiker door zijn identificatiegegevens te controleren, ontbreekt zo’n bijkomend technisch effect. Beide voorbeelden kunnen daarom waarschijnlijk niet geoctrooieerd worden.
Naast het bijkomend technisch effect, moet elke uitvinding ook nog nieuw en inventief zijn om octrooieerbaar te zijn. Hiervoor wordt eigenlijk alleen rekening gehouden met de technische kenmerken van een uitvinding. De niet-technische kenmerken kunnen niet helpen om alsnog octrooi te verkrijgen.
Kortom, het verkrijgen van een octrooi op software kan als de software-uitvinding een nieuw en inventief apparaat of technisch proces aanstuurt. Ook als de software-uitvinding betrekking heeft op de interne werking van een computer kan er een octrooi aangevraagd worden, namelijk als er meer gebeurt dan enkel routine-effecten. Als de software-uitvinding enkel een economisch of organisatorisch proces aanstuurt, dan is er een grote kans dat het niet mogelijk is om een octrooi te verkrijgen op de uitvinding.