Schending van contractuele informatieplichten
Ktr. Rb Overijssel 11 januari 2022, IT 3801; ECLI:NL:RBOVE:2022:44, ECLI:NL:RBOVE:2022:45 en ECLI:NL:RBOVE:2022:46 (Schending informatieplichten) Deze zaken gaan over de bestellingen van gedaagden als consumenten bij webwinkels. De gedaagden hebben daarbij gekozen voor achteraf betalen. De Hoge Raad heeft op 12 november 2021 een uitspraak gedaan die voor deze zaken van belang is. De Hoge Raad heeft overwogen dat (1) de rechter in zaken met consumenten ambtshalve moet onderzoeken of aan bepaalde essentiële informatieplichten is voldaan en (2) dat als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting de rechter een sanctie moet toepassen. De eisende partijen hebben voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is sprake van voldoende ernstige schending van artikel 6:230v lid 7 BW, omdat de gedaagde partijen contractueel niet zijn geïnformeerd over de essentiële informatieplichten vermeld in artikel 6:230m lid 1 BW onder: g (leveringstermijn) en h (ontbindingsrecht). Uit de overgelegde facturen is onvoldoende duidelijk geworden dat aan deze plicht is voldaan. De kantonrechter heeft aan de hand van de landelijke richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten de betalingsverplichting van de gedaagde partijen vanwege de genoemde schending verminderd met 25% (ECLI:NL:RBOVE:2022:44 en ECLI:NL:RBOVE:2022:45) en 50% (ECLI:NL:RBOVE:2022:46). De kantonrechter verwijst de zaken naar de rolzitting.
2.4. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is sprake van voldoende ernstige schending van artikel 6:230v lid 7 BW, omdat gedaagde partij contractueel niet is geïnformeerd over de essentiële informatieplicht(en) vermeld in artikel 6:230m lid 1 BW onder: g (leveringstermijn). Uit de overgelegde factuur is onvoldoende duidelijk geworden dat aan deze plicht is voldaan.