Opname in fraudeloket is disproportioneel
Vzr. Rechtbank Zwolle-Lelystad 26 september 2012, LJN BX8370 (eiser tegen Coörporatie Univé U.A.)
Proportionaliteit van inschrijving persoonsgegevens van eiser in het externe verwijzingsregister conform Protocol, beperking duur van inschrijving. De opname van ex-werknemer in fraudeloket langer dan twee jaar is disproportioneel.
Directeur van Univé Regio+, heeft verzocht onderzoek te verrichten naar de gang van zaken rondom betalingen in het kader van een mediacampagne. Een niet opgemaakt deel van een budget voor een mediacampagne is na het stopzetten van daarvan, aan de controle van Univé onttrokken door [eiser] door dit bedrag over te maken aan het bedrijf 12Switch.
De bevindingen zijn ernstig met als gevolg dat eiser wordt ontslagen op grond van dringende redenen zoals bedoeld in art. 7:678 BW. Eiser is opgenomen in een intern incidentenregister van Univé en een er zal een definitieve loketmelding worden gedaan bij het Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude. De loketmelding is voor een periode van twee jaar. Eiser solliciteert bij Delta Lloyd, en ervaart dat hij in het externe verwijzingsregister (EVR) is opgenomen. Delta Lloyd heeft ervan afgezien [eiser] in dienst te nemen.
De gevolgen zijn voor de eiser bijzonder ingrijpend, en hij verzoekt onmiddellijk, op straffe van verbeurte van een dwangsom, dat zijn persoonsgegevens binnen één week na betekening van dit vonnis worden verwijdert in het Incidentenregister en het Fraudeloket, dan wel dat Univé haar medewerking verleent die harerzijds noodzakelijk is ter verwijdering van de bedoelde persoonsgegevens in de registers. De Voorzieningenrechter acht de opname van de eiser voor twee jaar in het Fraudeloket disproportioneel en vermindert het naar één jaar.
4.3.6. Univé heeft aan [eiser] meegedeeld dat de persoonsgegevens van [eiser] gedurende twee jaren in het EVR ingeschreven zullen blijven, derhalve tot 7 juni 2014. [eiser] heeft betoogd dat inschrijving in het EVR disproportioneel is althans dat inschrijving gedurende een periode van twee jaar te lang is.
4.3.7. Tegen inschrijving pleit ten eerste dat de gevolgen van inschrijving in het EVR voor [eiser] bijzonder ingrijpend zijn. Niet weersproken is dat hij, gelet op zijn ervaring en de door hem in de financiële sector gevolgde opleidingen, moeilijk dan wel in het geheel niet een functie van gelijkwaardig niveau zal kunnen krijgen buiten de financiële sector. Een langdurige inschrijving maakt derhalve herintreding op de arbeidsmarkt mogelijk illusoir.
Ten tweede pleit tegen inschrijving dat het incident van een beperkte ernst is. Dat sprake is van strafbare feiten, is gesteld noch gebleken. Univé heeft geen aanleiding gezien om (daarvan) aangifte te doen. Daarnaast vormde het incident evenmin aanleiding om [eiser] op staande voet te ontslaan.
Ten derde pleit tegen inschrijving dat [eiser] het budget niet voor eigen gewin heeft willen aanwenden. Univé heeft de samenwerking met 12Switch op basis van de door [eiser] namens Univé aangegane overeenkomst dan ook gecontinueerd.
Tegen beperking van de duur van de inschrijving pleit dat, zoals in rechtsoverweging 4.3.1 is overwogen, voldoende aannemelijk is dat [eiser] opzettelijk heeft getracht de overheveling van het budget naar 12Switch buiten beeld van zijn leidinggevenden te houden.
Alles overziende acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de bodemrechter, desgevorderd, zal oordelen dat inschrijving in het EVR tot een maximumduur van één jaar niet disproportioneel in de zin van bovenvermeld artikel zal worden geacht. Een inschrijving die langer duurt is echter wel disproportioneel.
4.4. Het voorgaande brengt mee dat de primaire en subsidiaire vorderingen zullen worden afgewezen. De meer subsidiaire vordering zal worden toegewezen op na te melden wijze. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de dwangsommen te matigen en te maximeren. Van gronden die meebrengen dat Univé aan [eiser] enig bedrag ter zake buitengerechtelijke kosten verschuldigd is, is de voorzieningenrechter, gelet op de afwijzing van de primaire en subsidiaire vordering en slechts gedeeltelijke toewijzing van de meer subsidiaire vordering, niet gebleken.
De voorzieningenrechter:5.1. veroordeelt en gebiedt Univé om binnen één week na betekening van dit vonnis over te gaan tot vermindering van de looptijd tot een termijn van één jaar, vanaf het moment van (definitieve) plaatsing van de persoonsgegevens van [eiser] in het Fraudeloket, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Univé na ommekomst van voormelde termijn van één jaar in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000;