DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 13 december 2010
IT 183
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Kanttekeningen bij Rechtbank Utrecht 8 december 2010, 16-711232-10 (LJN: BO6723)

De rechtbank Utrecht is in de strafzaak tegen de ‘OV-chipkaarthacker’ op een aantal opmerkelijke gronden tot uitspraak gekomen. Hoewel de strafrechtelijke veroordeling op zich en de toegemeten strafmaat niet onmiddellijk tegen het rechtsgevoel stuiten, is de invulling van het begrip computervredebreuk op zijn minst verrassend en doet op een hoger beroep hopen. Kort gezegd: de OV-chipkaart is als een computersysteem gekwalificeerd en omdat de juridische eigendom bij TransLink Systems (TLS), de partij die uitgifte van de OV-chipkaart verzorgt, zou het uitlezen en/of bewerken van gegevens op de kaarten computervredebreuk zijn. Met dank aan: Walter van Holst, Mitopics.

De kwalificatie van de OV-chipkaart als computersysteem komt mij niet onjuist voor, zeker in het licht van het feit dat dit soort ‘embedded systems’in rekenkracht en opslagcapaciteit niet onderdoen voor wat ten tijde van de eerste Wet Computercriminaliteit nog als tamelijk gangbaar werd gezien. Maar in diezelfde Wet Computercriminaliteit wordthet vraagstuk van de juridische eigendom van een dergelijk computersysteem helemaal niet als relevant benoemd voor het van toepassing zijn van de strafbepaling van artikel 138ab Sr. Het gaat immers om het ‘opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen van een geautomatiseerd werk’. Kennelijk heeft men de eigendom van de OV-chipkaart als relevant beschouwd voor het ‘wederrechtelijk’ zijn van het binnendringen. Dit zou onbedoeld de deur openen voor discussies over het gebruik van in bruikleen verworven computersystemen. Uit de redenering van de rechtbank, en dat is toch hoogst opmerkelijk gezien het inquisitoire karakter van het strafprocesrecht, valt op geen enkele manier op te maken hoe de rechter tot de conclusie heeft kunnen komen dat het uitlezen of het beschrijven van de OV-chipkaart, hoewel deze op rechtmatige wijze in de feitelijke macht van de verdachte was gekomen, een wederrechtelijke handeling was. De rechter lijkt het binnendringen op zich van een geautomatiseerd werk wat eigendom van een ander is, op zichzelf voldoende te vinden.
Bovendien is het helemaal niet zo vanzelfsprekend dat de juridische eigendom bij TLS was gebleven. Wie de algemene voorwaarden van TLS er bij pakt ziet in artikel 7 dat de eigendom voor wordt behouden door TLS, maar wordt elders structureel gesproken van ‘Verkoop- en Informatiepunten’. In hoeverre deze, zeker voor consumenten, verwarrende tekst nu stand zou houden indien er een beroep zou worden gedaan op artikel 6:233 BW valt te betwijfelen. Overigens bevatten de algemene voorwaarden van TLS wel meer bepalingen die op zijn minst als merkwaardig aangeduid kunnen worden, zoals artikel 10.
Hoe dan ook, computervredebreuk als middel om een vervalser van OV-chipkaarten aan te pakken komt als een disproportioneel middel voor. Het probleem zit er waarschijnlijk dat het OM niet kon bewijzen dat veroordeelde ook daadwerkelijk met de vervalste OV-chipkaarten had gereisd. De consequentie van deze veroordeling is namelijk dat een OV-chipkaart-gebruiker die zijn of haar OV-chipkaart in een magnetron vernielt strafbaar zou zijn onder artikel 350a Sr. Wat bepaald meer indruist tegen het rechtsgevoel dan de werkstraf voor de ‘OV-chipkaarthacker’. Het vonnis komt dan ook gebrekkig gemotiveerd over. Het moge dan ook duidelijk zijn dat hier nog kansen liggen voor de verdediging om in hoger beroep alsnog een vrijspraak te bemachtigen.