HvJ EU: Vergunning voor vijftien jaar via een veiling
HvJ EU 21 maart 2013, zaak C-372/11 (Belgacom, Mobistar en KPN Group Belgium tegen Belgische Staat) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Grondwettelijk Hof, België.
Telecom. Uitlegging van de artikelen 3, 12, 13 en 14, leden 1 en 2, van (machtigings)richtlijn 2002/20/EG. Nationale regeling waarbij de exploitanten waaraan individuele gebruiksrechten voor frequenties voor mobiele telefonie zijn verleend, een eenmalige vergoeding dienen te betalen in het kader van vergunningen om op hun grondgebied een netwerk voor mobiele telefonie aan te leggen en te exploiteren voor een periode van vijftien jaar. Verlenging van de individuele rechten van de exploitanten. Verplichting voor de exploitanten die nieuwe rechten hebben aangevraagd, om een door middel van een veiling vastgestelde eenmalige vergoeding te betalen boven op de jaarlijkse heffingen. Ontvankelijkheid.
Het Hof verklaart voor recht:
1) De artikelen 12 en 13 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (machtigingsrichtlijn) moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzetten dat een lidstaat de mobieletelefonieoperatoren die over gebruiksrechten voor radiofrequenties beschikken een enige heffing oplegt die zowel verschuldigd is wanneer nieuwe gebruiksrechten voor radiofrequenties worden verkregen als wanneer die rechten worden verlengd, en die deze operatoren moeten betalen bovenop een jaarlijkse heffing voor de terbeschikkingstelling van de frequenties, die ertoe strekt het optimale gebruik van de hulpbronnen te bevorderen, en bovenop een heffing die de beheerskosten van de vergunning dekt, op voorwaarde dat die heffingen daadwerkelijk een optimaal gebruik van die radiofrequenties als hulpbron beogen te verzekeren, objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn, in verhouding staan tot het beoogde doel, en beantwoorden aan de doelstellingen die zijn neergelegd in artikel 8 van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (kaderrichtlijn), waarbij het aan de verwijzende rechter staat om na te gaan of dat het geval is.
Indien aan die voorwaarden is voldaan, kan de methode die inhoudt dat het bedrag van een enige heffing voor de gebruiksrechten voor radiofrequenties wordt bepaald op basis van hetzij het bedrag van het vroegere unieke concessierecht, dat werd berekend op basis van het aantal frequenties en het aantal maanden waarop de gebruiksrechten voor de frequenties betrekking hadden, hetzij de uit veilingen voortvloeiende bedragen, een geschikte methode zijn om de waarde van de radiofrequenties te bepalen.
2) Artikel 14, lid 1, van richtlijn 2002/20 moet aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat een lidstaat aan een mobieletelefonieoperator een heffing oplegt als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, op voorwaarde dat die wijziging objectief gerechtvaardigd en evenredig is en vooraf aan alle belanghebbenden wordt bekendgemaakt, teneinde hen in staat te stellen hun standpunt kenbaar te maken, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om in het licht van de omstandigheden van het hoofdgeding na te gaan of dit het geval is.
3) Artikel 14, lid 2, van richtlijn 2002/20 moet aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat een lidstaat aan een mobieletelefonieoperator een heffing oplegt als die welke in het hoofdgeding aan de orde is.Prejudiciële vragen
Laten de artikelen 3, 12 en 13 van de richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 ,betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn)'1, zoals thans van toepassing, de lidstaten toe aan de operatoren die houder zijn van individuele rechten voor het gebruik van mobilofoniefrequenties voor een periode van vijftien jaar in het kader van vergunningen om op hun grondgebied een mobilofonienetwerk in werking te stellen en te exploiteren, uitgereikt onder het stelsel van het oude wetgevende kader, een enige heffing op te leggen die betrekking heeft op de verlenging van hun individuele rechten voor het gebruik van de frequenties en waarvan het bedrag, met betrekking tot het aantal frequenties en maanden waarop de gebruiksrechten betrekking hebben, wordt berekend op basis van het oude unieke concessierecht dat was verbonden aan de uitreiking van de voormelde vergunningen, waarbij die enige heffing wordt opgelegd als aanvulling op, enerzijds, een jaarlijks recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties dat in de eerste plaats ertoe strekt de kosten van de terbeschikkingstelling van de frequenties te dekken en tegelijkertijd die frequenties gedeeltelijk te valoriseren, waarbij beide heffingen zijn gemotiveerd door het doel dat erin bestaat het optimale gebruik van de frequenties te bevorderen, en, anderzijds, een heffing die de beheerskosten van de vergunning dekt?Laten de artikelen 3, 12 en 13 van dezelfde Machtigingsrichtlijn de lidstaten toe aan de operatoren die kandidaat zijn voor het verkrijgen van nieuwe rechten voor het gebruik van mobilofoniefrequenties, de betaling op te leggen van een enige heffing waarvan het bedrag door middel van een veiling wordt bepaald bij de toewijzing van de frequenties, teneinde die te valoriseren, en die wordt opgelegd als aanvulling op, enerzijds, een jaarlijks recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties, dat in de eerste plaats ertoe strekt de kosten van de terbeschikkingstelling van de frequenties te dekken en tegelijkertijd die frequenties gedeeltelijk te valoriseren, waarbij beide heffingen zijn gemotiveerd door het doel dat erin bestaat het optimale gebruik van de frequenties te bevorderen, en, anderzijds, een jaarlijks recht voor het beheer van de vergunningen om een mobilofonienetwerk in werking te stellen en te exploiteren, die werden uitgereikt onder het stelsel van het oude wetgevende kader?
Staat artikel 14, lid 2, van dezelfde Machtigingsrichtlijn een lidstaat toe om de mobilofonie-operatoren, voor een nieuwe periode van verlenging van hun individuele rechten op het gebruik van mobilofoniefrequenties, voor sommigen van hen reeds verworven, maar vóór het begin van die nieuwe periode, de betaling op te leggen van een enige heffing die betrekking heeft op de verlenging van de gebruiksrechten voor de frequenties waarover zij zouden beschikken aan het begin van die nieuwe periode, gemotiveerd door het doel dat erin bestaat het optimale gebruik van de frequenties te bevorderen door de valorisering van die frequenties, en die wordt opgelegd als aanvulling op, enerzijds, een jaarlijks recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties, dat in de eerste plaats ertoe strekt de kosten van de terbeschikkingstelling van de frequenties te dekken en tegelijkertijd die frequenties gedeeltelijk te valoriseren, waarbij beide heffingen zijn gemotiveerd door het doel dat erin bestaat het optimale gebruik van de frequenties te bevorderen, en, anderzijds, een jaarlijks recht voor het beheer van de vergunningen om een mobilofonienetwerk in werking te stellen en te exploiteren, die werden uitgereikt onder het stelsel van het oude wetgevende kader?
Staat artikel 14, lid 1, van dezelfde Machtigingsrichtlijn een lidstaat toe om, als voorwaarde voor het verkrijgen en verlengen van de gebruiksrechten voor de frequenties, een enige heffing toe te voegen die door middel van een veiling en zonder maximumbedrag wordt vastgelegd, en die wordt opgelegd als aanvulling op, enerzijds, een jaarlijks recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties, dat in de eerste plaats ertoe strekt de kosten van de terbeschikkingstelling van de frequenties te dekken en tegelijkertijd die frequenties gedeeltelijk te valoriseren, waarbij beide heffingen gemotiveerd zijn door het doel dat erin bestaat het optimale gebruik van de frequenties te bevorderen, en, anderzijds, een jaarlijks recht voor het beheer van de vergunningen om een mobilofonienetwerk in werking te stellen en te exploiteren, die werden uitgereikt onder het stelsel van het oude wetgevende kader?