21 dec 2016
HvJ EU: Richtlijn verzet zich tegen nationale regeling die voorziet in algemene en ongedifferentieerde bewaring van alle verkeersgegevens, locatiegegevens van alle elektronischecommunicatiemiddelen
HvJ EU 21 december 2016, IT 2194; IEFbe 2037 ; ECLI:EU:C:2016:970; C-203/15 (Tele2 Sverige tegen Post- och telestyrelsen) Verwerking van persoonsgegevens en bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie. Uit het persbericht: De lidstaten kunnen de aanbieders van elektronischecommunicatiediensten geen algemene verplichting tot bewaring van gegevens opleggen. Artikel 15, lid 1 EU-Handvest. Artikel 7, recht op eerbiediging van het privéleven en Artikel 8, recht op bescherming van persoonsgegevens. Ernstige inmenging. Rechtvaardiging ex artikel 52, lid 1: Legitieme doelstelling van bestrijding van ernstige criminaliteit, een wettelijke grondslag in het nationale recht, strikte noodzakelijkheid, en evenredigheid in een democratische samenleving. HvJ EU:
Artikel 15, lid 1, van [richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie], gelezen tegen de achtergrond van de artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, lid 1, EU-Handvest moet in die zin worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die, ter bestrijding van criminaliteit, voorziet in algemene en ongedifferentieerde bewaring van alle verkeersgegevens en locatiegegevens van alle abonnees en geregistreerde gebruikers betreffende alle elektronischecommunicatiemiddelen.
Artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136, gelezen tegen de achtergrond van de artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, lid 1, van het Handvest, moet in die zin worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die de bescherming en de beveiliging van de verkeersgegevens en de locatiegegevens en in het bijzonder de toegang van de bevoegde nationale autoriteiten tot de bewaarde gegevens regelt zonder, in het kader van de bestrijding van criminaliteit, te bepalen dat die toegang alleen wordt verleend ter bestrijding van ernstige criminaliteit, dat die toegang aan een voorafgaand toezicht door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke autoriteit is onderworpen, en dat de betrokken gegevens op het grondgebied van de Unie moeten worden bewaard.
De tweede vraag van de Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division) (rechter in tweede aanleg in burgerlijke zaken, Engeland en Wales, Verenigd Koninkrijk) is niet-ontvankelijk.
Conclusie AG [IT 2105, IEFbe 1875]: Binnen EU-recht kunnen lidstaten dataretentieplichten opleggen, maar onder strikte voorwaarden
Gestelde vragen [IT 1786, IEFbe 1375]
1) Is een algemene verplichting, zoals beschreven [in de punten 1 tot en met 6 infra], om met het oog op wetshandhaving op strafrechtelijk gebied verkeersgegevens te bewaren, welke verplichting zich zonder enig onderscheid, enige beperking of uitzondering uitstrekt tot alle personen, alle elektronische communicatiemiddelen en alle verkeersgegevens, verenigbaar met artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58/EG, gelezen in samenhang met de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie?
2) Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, kan de bewaring dan niettemin toegestaan zijn
a) wanneer de toegang van de nationale instanties tot de gegevens die worden bewaard, is geregeld zoals [beschreven in de punten 7 tot en met 24 infra];
b) wanneer de veiligheidseisen worden geregeld zoals [beschreven in de punten 26 tot en met 31 infra], en
c) alle relevante gegevens moeten worden bewaard gedurende zes maanden te rekenen vanaf de dag waarop de communicatie werd beëindigd, en daarna moeten worden gewist, zoals [beschreven in punt 25 infra]?