DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 4 augustus 2020
IT 3202
Hof ||
7 jul 2020
Hof 7 jul 2020, IT 3202; ECLI:NL:GHAMS:2020:1984 (Appellant tegen ING Bank), https://itenrecht.nl/artikelen/hoger-beroep-ing-had-goede-gronden-tot-registratie-persoonsgegevens

Hoger beroep: ING had goede gronden tot registratie persoonsgegevens

Hof Amsterdam 7 juli 2020, IT 3202, ECLI:NL:GHAMS:2020:1984 (Appellant tegen ING Bank) Verwerking persoonsgegevens. Appellant is sinds langere tijd in privé klant bij ING en heeft veel zakelijke rekeningen geopend. In 2013 zijn de persoonsgegevens van appellant voor een aantal jaren opgenomen in her IVR-register van ING. Toen appellant een creditcard wilde aanvragen is deze door ING geweigerd, omdat hij in het IVR geregistreerd staat. Appellant ging in eerste aanleg in tegen de IVR-registratie en stelde dat ING hier geen voldoende grond voor had. De vordering werd afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt appellant op. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. ING had voldoende gronden om over te gaan tot registratie.

3.11 Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat op 19 november 2013 met betrekking tot het handelen van [appellant] jegens ING sprake was van een reeks van gebeurtenissen die de zorg en aandacht behoefden van ING. Met name gelet op het aantal geopende zakelijke bankrekeningen, het gebrek aan betalingsverkeer en de telkens vroegtijdige beëindiging van de desbetreffende ondernemingen, in samenhang met het feit dat in ieder geval op twee rekeningen na beëindiging een voor ING negatief saldo resteerde, heeft ING op 19 november 2013 in redelijkheid kunnen oordelen dat registratie van de persoonsgegeven van [appellant] noodzakelijk was voor de behartiging van haar gerechtvaardigde belangen en het waarborgen van de veiligheid en integriteit van de financiële sector, als bedoeld in de gedragscode. Dit belang moet in dit geval zwaarder wegen dan het belang van [appellant] om verschoond te blijven van een registratie in het IVR. Daarbij is met name van gewicht dat de registratie in het IVR van ING niet voor derden inzichtelijk is en dat [appellant] niet voldoende heeft gesteld dat en in hoeverre hij als gevolg van de registratie in het IVR van ING daadwerkelijk wordt belemmerd bij het afnemen van financiële diensten bij andere financiële instellingen dan ING. In dat verband is tekenend dat [appellant] pas in juni 2017 merkte dat ING hem in 2013 in het IVR had geregistreerd. Dit betekent dat ING de persoonsgegevens van [appellant] op goede gronden en in overeenstemming met de bepalingen van de gedragscode en de AVG heeft geregistreerd in het IVR. De vordering van [appellant] is daarom niet toewijsbaar.