20 dec 2016
Hof: Onjuiste en onvolledige informatie over werking beurskoerssoftware gegeven aan investeerder
Hof Amsterdam 20 december 2016, IEF 17301, IT 2421; RB 3039 (N.V. tegen Independent Investments Holding) Reclame. Software. Licentierechten. Onrechtmatige daad. Appellant is adviseur in de financiële sector en gaf een hedge fund index uit. Geïntimeerde is in contact gekomen met een Belgische ingenieur die een softwaresysteem heeft ontwikkeld om beurskoersen te voorspellen. Partijen gaan leningsovereenkomst aan met deelname in wereldwijde licentierechten. Anders dan de eerste rechter oordeelde, is voldoende gesteld dat onjuiste en onvolledige informatie omtrent waarde en werking van het softwaresysteem is gegeven aan de aangezochte investeerster. Geïntimeerde dient het geleende geldbedrag van €400.000 te betalen.
3.4. (...) (ix) Op 17 augustus 2007 is tussen IIH en [A.] een vaststellingsovereenkomst gesloten. In deze vaststellingsovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende vastgelegd:
“Partijen stellen als volgt gezamenlijk vast:
- Dat de in het verleden vastgelegde doelstelling(en) om tot een stabiel werkend Forex trading systeem te komen dat zich meerdere jaren stabiel (winstgevend) gedraagt, helaas sinds 22 november 2005 niet tot realisatie is gekomen.
- De financiering loopt na anderhalf jaar tegen haar limieten aan en de vastgestelde waardering van 10 Miljoen Euro van de FX-XL licentie holding lijkt met de huidige operationele systemen geen verdedigbare waardering.
- De betrokken aandeelhouders via The Forex Fellows operationeel en door de gemaakte kosten op verlies staan.”
Het hof acht aannemelijk dat hetgeen partijen op 17 augustus 2007 hebben vastgesteld ook in mei/juni 2007 al bekend was.
(...)3.6. Uit de onder 3.4 genoemde feiten en omstandigheden volgt dat [geïntimeerde] [appellant 2] onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd over het Softwaresysteem. In weerwil van zijn mededelingen was het Softwaresysteem geen succesvol operationeel en werkend systeem dat (zeer) positieve resultaten boekte over een langere periode van zes maanden. Uit de e-mail onder (v) volgt dat de versie 1.05 begin mei 2007 nog niet Final was en nog niet kon worden gepresenteerd als een Product. De inhoud van de genoemde e-mail staat op gespannen voet met de bewering van IIH c.s. in de memorie van antwoord onder 22 dat op het moment dat de contacten tussen IIH c.s. en [appellanten] tot stand kwamen er sprake was van een operationeel FX 105-systeem en ook met hun bewering tijdens het pleidooi dat met de versie 1.05 werd gehandeld en dat daarmee in de periode maart 2007 tot augustus 2007 positieve resultaten zijn behaald. Voorts is gesteld noch gebleken dat [geïntimeerde] [appellant 2] erop heeft gewezen dat de investering, gezien de resultaten van het Softwaresysteem tot dan toe, aanzienlijke risico’s meebracht. Niet van belang is dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden deels betrekking hebben op andere rechtsverhoudingen dan die tussen [appellanten] en [geïntimeerde] of dat sommige gebeurtenissen dateren van na de totstandkoming van de geldlening. Bepalend is dat die feiten en omstandigheden inzicht geven in de (voor [geïntimeerde] kenbare) werking en de waarde van het Softwaresysteem ten tijde van de contacten met [appellant 2] .
3.9. [appellant 1] vordert een bedrag van € 400.000,- aan schadevergoeding van IIH c.s. [appellant 1] heeft via een converteerbare lening aan IIH voor een bedrag van € 400.000,- 4% van de aandelen in de S.A. gekocht. Inmiddels staat als onvoldoende betwist vast dat de waarde van de aandelen in genoemde vennootschap nihil is. [appellanten] hebben gesteld dat, als [geïntimeerde] de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden met betrekking tot de werking en de waarde van het Softwaresysteem niet zou hebben verzwegen, [appellant 2] nimmer met [geïntimeerde] in zee zou zijn gegaan. IIH c.s. hebben ter betwisting van het door [appellanten] gestelde causale verband aangevoerd dat [appellant 2] als geen ander in staat was het Softwaresysteem “op waarde” te schatten en te beoordelen of hij in dit systeem wilde beleggen en voorts dat [appellant 2] wist welke risico’s met investeren gepaard gaan. Het hof gaat daaraan voorbij. Uit hetgeen hiervoor is geoordeeld, volgt immers dat [appellant 2] door toedoen van [geïntimeerde] juist niet in staat was de werking en de waarde van het Softwaresysteem, en daarmee het risico van de investering, te beoordelen. Nu IIH c.s. verder geen gemotiveerd verweer hebben gevoerd tegen de stelling van [appellanten] , dat [appellant 2] , indien hij juist en volledig was geïnformeerd over de werking en de waarde van het Softwaresysteem, niet in het Softwaresysteem zou hebben geïnvesteerd, staat het causale verband tussen de onrechtmatige daad van [geïntimeerde] en de schade van € 400.000,- als onvoldoende betwist vast.