DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 6 januari 2020
IT 2982
Rechtbank ||
18 nov 2019
Rechtbank 18 nov 2019, IT 2982; ECLI:NL:RBROT:2019:10197 (Blogger tegen gedaagde), https://itenrecht.nl/artikelen/geen-opheffing-executoriaal-derdenbeslag-complotblogger

Geen opheffing executoriaal derdenbeslag complotblogger

Vzr. Rechtbank Rotterdam 18 november 2019, IEF 18913, IT 2982; ECLI:NL:RBROT:2019:10197 (Blogger tegen gedaagde) Kort geding. Eiser beheert een website waarop hij schrijft over moordzaken zoals de moord op John F. Kennedy, de Deventer moordzaak en de moord op Marianne Vaatstra. Eiser houdt zich sinds 2009 bezig met onderzoek naar de moord op Vaatstra. Bij onherroepelijk geworden vonnis van 19 april 2013 is een man veroordeeld voor deze moord. Eiser is er – kort gezegd – van overtuigd dat deze man niet de moordenaar is, maar dat deze moord is gepleegd door een asielzoeker. In verschillende op zijn website geplaatste artikelen suggereerde eiser dat Vaatstra om het leven is gebracht in een caravan tijdens het maken van opnames voor een film en dat gedaagde bij deze opnames aanwezig is geweest. Daarnaast suggereerde eiser dat gedaagde al kort na de moord daarover verklaringen heeft afgelegd bij de politie en tegenover derden. Volgens eiser wordt dit geheim gehouden door hooggeplaatste ambtenaren bij justitie en is een doofpot gecreëerd. Op 9 mei 2018 krijgt eiser een contactverbod en moet hij zijn webberichten rectificeren en foto's verwijderen [IEF 17705]. Het opheffen van het executoriaal derdenbeslag wordt nu afgewezen. Verwijderen van publicaties van website en Facebookpagina wordt toegewezen.Ook wordt verboden om enige uiting met daarin naam en/of contactgegevens met een verwijzing naar betrokkenheid op de moord op Marianne Vaatstra te publiceren.

5.5.
Aan de veroordeling tot plaatsing van de rectificatie is geen tijdsbepaling verbonden. Dit betekent naar voorlopig oordeel dat de rectificatie voor onbepaalde tijd op de website geplaatst dient te worden. Hoewel [naam gedaagde] [naam eiser] heeft voorgesteld de rectificatie voor de duur van drie maanden te plaatsen – en na die periode geen dwangsommen te executeren ten aanzien van de plaatsing van de rectificatie –, heeft [naam eiser] de rectificatie slechts voor een periode van drie weken op de website geplaatst. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [naam eiser] hiermee niet aan de veroordeling van het vonnis van 9 mei 2018 heeft voldaan en daarom dwangsommen heeft verbeurd. Naar voorlopig oordeel is, mede gelet op de beoordeling in reconventie, voldoende aannemelijk dat de volledige dwangsommen zijn verbeurd. [naam gedaagde] heeft executoriaal derdenbeslag doen leggen onder de moeder van [naam eiser]. In de verklaring derdenbeslag heeft de moeder van [naam eiser] verklaard dat zij niets onder zich heeft dat toebehoort aan [naam eiser] en dat [naam eiser] ook geen vordering op haar heeft. Ter zitting heeft [naam gedaagde] te kennen gegeven dat hij twijfelt aan de juistheid van deze verklaring. Op grond van artikel 477a lid 2 Rv heeft [naam gedaagde] de mogelijkheid de verklaring derdenbeslag van de moeder van [naam eiser] (gedeeltelijk) te betwisten en ten aanzien hiervan een procedure te starten. Nu gesteld noch gebleken is dat [naam eiser] thans concreet hinder ondervindt van het executoriaal derdenbeslag onder zijn moeder en de mogelijkheid bestaat dat omtrent de verklaring derdenbeslag van de moeder van [naam eiser] nog een procedure aanhangig gemaakt wordt, ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanleiding het beslag op te heffen. De vordering onder I wordt daarom afgewezen.