E-mail is geen offerte
Heel casuïstische toepassing van aanbod en aanvaarding via e-mail. Expeditie. Vordering tot betaling van facturenbedragen. Vrachtprijsverhoging. Toepasselijkheid art. 2 Fenex-condities? De e-mail van eiseres kan niet worden gekwalificeerd als een offerte. Eiseres heeft dus geen aanbod gedaan en partijen hebben derhalve geen overeenkomst gesloten. Fenex-condities zijn niet van toepassing.
Op 12 december 2008 heeft RWL een offerte gestuurd aan Buco. Deze offerte had betrekking op het doen vervoeren van goederen van Shanghai naar Rotterdam. Deze offerte is door Buco geaccepteerd. RWL heeft de expeditiewerkzaamheden waarop deze offerte zag uitgevoerd.
2.3. RWL heeft op 4 februari 2009 een e-mail aan Buco verzonden. Deze e-mail is door Buco ontvangen. Bij ‘subject’ van deze e-mail staat vermeld ‘aanvullende informatie, kosten indicatie imports’. In deze e-mail biedt RWL haar diensten aan als expediteur op het gebied van import uit het Verre Oosten, douaneafhandeling in Nederland, in-, op- en uitslag in Nederland en leveringen in de Benelux. (...)
7.10. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de e-mail van 4 februari 2009 niet kwalificeert als aanbod in de zin van artikel 6:217 BW. Niet voldaan is aan het vereiste dat de e-mail de elementen bevat die voldoende bepaalbaar maken welke verbintenissen uit de tussen partijen te sluiten overeenkomst voortvloeien. Uit de tekst van de e-mail en de wijze van formuleren leidt de rechtbank af dat e-mail een uitnodiging is voor Buco om in onderhandeling te treden met RWL over een mogelijke samenwerking in algemene zin en niet is toegespitst op een bepaalde zending goederen of een bepaalde periode. RWL somt op welke diensten zij kan aanbieden en wat de mogelijkheden zijn. Dit betekent dat er door –
de RWL gestelde en door Buco betwiste – aanvaarding van de e-mail van 4 februari 2009 geen overeenkomst tot stand kan zijn gekomen. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen op een ander moment overeenstemming hebben bereikt over hun samenwerking en dat daarmee een expeditieovereenkomst tot stand zou zijn gekomen, moet het ervoor worden gehouden dat Buco voor iedere zending goederen afzonderlijk opdracht gaf aan RWL om expeditiewerkzaamheden te verrichten. Dit wordt ondersteund door de stelling van Buco dat zij voordat zij opdracht gaf aan RWL per e-mail een prijsopgave voor die specifieke zending vroeg aan RWL en dat Buco, indien zij akkoord ging met de prijs, zij opdracht gaf aan RWL om de goederen naar Nederland te vervoeren, in te klaren en binnen dertig dagen door te voeren naar België of naar de klant.