Conclusie A-G HvJ EU: Overbrengen van via satelliet overgebracht radio- en TV-programmapakket is electronischecommunicatiedienst
Conclusie A-G HvJ EU 30 januari 2014, zaak C-475/12 (UPC DTH) - dossier
Onderneming gevestigd in een lidstaat die per satelliet radio- en televisieprogrammapakketten aanbiedt en diensten verleent ten behoeve van in andere lidstaten van de Unie wonende klanten – Nationale regeling van de lidstaat van de ontvangers van de dienst op grond waarvan slechts op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen deze diensten mogen verrichten – Bevoegdheid van de nationale regelgevende instanties van de lidstaat van de ontvangers van de dienst.
Conclusie A-G:
1) Diensten in het kader waarvan de aanbieder ervan onder bezwarende titel toegang verleent tot een via satelliet overgebracht programmapakket dat radio‑ en televisieprogramma’s omvat, moeten worden aangemerkt als een elektronischecommunicatiedienst in de zin van artikel 2, sub c, van de kaderrichtlijn, voor zover deze diensten betrekking hebben op het overbrengen van signalen via electronischecommunicatienetwerken. Aanbieders van deze diensten moeten derhalve worden aangemerkt als verstrekkers van elektronischecommunicatiediensten.
2) Diensten in het kader waarvan de aanbieder ervan onder bezwarende titel toegang verleent tot een via satelliet overgebracht programmapakket dat radio‑ en televisieprogramma’s omvat, kunnen systemen voor voorwaardelijke toegang in de zin van artikel 2, sub e bis, en f, van de kaderrichtlijn omvatten, doch moeten daarom nog niet in hun geheel als dergelijke systemen worden aangemerkt.
3) Nationale regelingen die betrekking hebben op diensten die vanuit Luxemburg worden verstrekt op het Hongaarse grondgebied en in het kader waarvan de aanbieder van de dienst onder bezwarende titel toegang verleent tot een via satelliet uitgezonden programmapakket dat radio‑ en televisieprogramma’s omvat, vallen derhalve onder de in artikel 56 VWEU neergelegde vrijheid van dienstverrichting, voor zover het voorwerp van de diensten noch door het nieuwe rechtskader, noch door andere bepalingen van afgeleid recht uitputtend wordt geharmoniseerd.
4) Voor zover de bevoegdheid niet reeds is geregeld in het afgeleide Unierecht, staat artikel 56 VWEU er niet aan in de weg dat de instanties van een lidstaat administratieve procedures toepassen met betrekking tot diensten die vanuit een andere lidstaat worden verstrekt en in het kader waarvan de aanbieder van de dienst onder bezwarende titel toegang verleent tot een programmapakket dat radio‑ en televisieprogrammadiensten omvat.
5) Nationale regelingen die in andere lidstaten gevestigde ondernemingen de verplichting opleggen om zich bij een nationale instantie te registreren wanneer zij aan nationale consumenten elektronischecommunicatiediensten aanbieden, moeten uitsluitend worden getoetst aan artikel 3 van de machtigingsrichtlijn.
6) Artikel 56 VWEU staat in de weg aan een nationale regeling op grond waarvan diensten in het kader waarvan onder bezwarende titel toegang wordt verleend tot een via satelliet uitgezonden programmapakket dat radio‑ en televisieprogramma’s omvat, alleen door een filiaal in de lidstaat van bestemming van deze dienstverrichting of door een in die lidstaat gevestigd zelfstandig rechtssubject kunnen worden aangeboden.