DOSSIERS
Alle dossiers

Overige onderwerpen  

IT 3938

Gebruik parkeerwekker staat gelijk aan belastingontduiking

Gerechtshof Amsterdam 14 dec 2021, IT 3938; ECLI:NL:GHAMS:2021:4020 (X B.V. tegen Gemeente Amsterdam), https://itenrecht.nl/artikelen/gebruik-parkeerwekker-staat-gelijk-aan-belastingontduiking

Vzr. hof Amsterdam 14 december 2021, IT 3938; ECLI:NL:GHAMS:2021:4020 (X B.V. tegen Gemeente Amsterdam) X brengt een parkeerwekker op de markt die scanauto's van de gemeente herkent en gebruikers vervolgens waarschuwt indien de scanauto's naderen. De scanauto's worden door een ingebouwde camera herkend, waarna de gebruikers een melding verkrijgen om binnen 5 minuten hun auto te verplaatsen waardoor zij een boete voorkomen. Het hof Amsterdam dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het gebruik van deze parkeerwekker onrechtmatig is. Het hof concludeert dat het gebruik van deze applicatie gelijk staat aan belastingontduiking, gezien alle automobilisten voor hun auto parkeerbelasting dienen te betalen. Door het gebruik van deze applicatie zal de gebruiker willens en wetens deze ontduiking ervan aangaan. Hierdoor zal het vonnis van de kortgedingrechter in eerste aanleg worden bekrachtigd en is de applicatie jegens de gemeente onrechtmatig. 

IT 3931

Geen exclusieve competentie

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 4 jan 2022, IT 3931; ECLI:NL:GHSHE:2022:14 (Smile For Free tegen Brand Social Group), https://itenrecht.nl/artikelen/geen-exclusieve-competentie

Vzr. hof 's-Hertogenbosch 4 januari 2022, IEF 20710, IT 3931; ECLI:NL:GHSHE:2022:14 (Smile For Free tegen Brand Social Group) Vanaf 2017 hebben appellant 2 (Smile For Free) en persoon A aan een applicatie gewerkt waarbij omzet kan worden gegenereerd op grond van persoonlijke netwerken door klanten, medewerkers en fans te activeren als influencer. Hiervoor hebben persoon A en appellant 2 een octrooi verkregen. Tezamen hebben de uitvinders vervolgens de Brand Social Groep opgericht, hierna Brandit. Brandit heeft het recht op het exclusief gebruik van dit octrooi en de holdings van de uitvinders zijn gezamenlijk bevoegd bestuurder van deze onderneming. Appellant 2 heeft vervolgens aangegeven dat hij de samenwerking wil beëindigen en heeft twee andere ondernemingen gestart in een vergelijkbaar marktsegment als Brandit. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis Smile For Free veroordeeld ten aanzien van onder andere deze gedragingen.

IT 3917

Update: wetgeving implementatie Europese patenten

In de nieuwe update van het publicatieblad van de European Patent Organisation zijn twee nieuwe amendementen verwerkt in de wetgeving inzake de implementatie van Europese Patenten. Het doel van deze wetgeving is om met één patentaanvraag, alle lidstaten te kunnen bereiken. De amendementen zien op de wetgeving omtrent de octrooibescherming zelf en de kosten voor het aanvragen van een Europees octrooi.

Lees meer op de website van het EPO.

IT 3912

Oplichting ministerie van Defensie

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 5 apr 2022, IT 3912; ECLI:NL:RBZWB:2022:1660 (Oplichting Ministerie van Defensie), https://itenrecht.nl/artikelen/oplichting-ministerie-van-defensie

Rb. Zeeland-West-Brabant 5 april 2022, IT 3912; ECLI:NL:RBZWB:2022:1660 (Oplichting Ministerie van Defensie) In een strafrechtzaak tegen een voormalige werknemer van het ministerie van Defensie is deze veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Deze straf is opgelegd voor het meermaals oplichten van het ministerie, het opzettelijk en wederrechtelijk gebruiken van andermans persoonsgegevens om de identiteit van een ander te misbruiken, het voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel om misdrijven te plegen en tenslotte voor het meermaals plegen van valsheid van geschriften. Daarbij ging de ex-werknemer zo ver om een keylogger op de computers van medewerkers van Defensie te installeren om de toetsaanslagen te registreren.

IT 3686

Bitcoin-mining als economische prestatie

Rechtbank Den Haag 1 okt 2021, IT 3686; ECLI:NL:RBDHA:2021:10751 (Eiseres tegen de Belastingdienst ), https://itenrecht.nl/artikelen/bitcoin-mining-als-economische-prestatie

Rechtbank Den Haag 1 oktober 2021, IT 3686; ECLI:NL:RBDHA:2021:10751 (Eiseres tegen de Belastingdienst) Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de door verweerder opgelegde naheffingsaanslag. De activiteiten die de aanleiding gaven tot het opleggen hiervan, bestaan uit het verifiëren en authenticeren van transacties in de cryptovaluta bitcoin, evenals het realiseren van bitcoin-blockchain. De vergoedingen hiervoor bestaan uit de transaction-fee en de blockreward. In het geschil is of eiseres een economische prestatie heeft verricht. Ter beantwoording hiervan moet worden gekeken naar de vraag of er tegenover de inspanningen van eiseres een concreet aanwijsbare vergoeding staat. Eiseres stelt dat het delven gebeurt met het oogmerk bitcoins te verwerven die kunnen worden verkocht, voor 98% aan afnemers buiten de Gemeenschap. Dit wordt onderbouwd met algemene statistische gegevens over de handel in bitcoin. De rechtbank acht het beroep dat een groot deel van de omzetbelasting hierdoor als voorbelasting in aftrek dient te worden toegelaten gegrond. 

IT 3641

Verdeling cryptomunten

Rechtbank Noord-Holland 28 jul 2021, IT 3641; ECLI:NL:RBNHO:2021:6715 (Eiser tegen gedaagde), https://itenrecht.nl/artikelen/verdeling-cryptomunten

Rechtbank Noord-Holland 28 juli 2021, IT 3641; ECLI:NL:RBNHO:2021:6715 (Eiser tegen gedaagde) Deze procedure betreft een civiele bodemzaak tussen twee partijen die een relatie met elkaar hebben gehad. Zij hadden een samenlevingsovereenkomst gesloten. In december 2017 hebben zij cryptovaluta aangekocht. Zowel de man als de vrouw hebben hiervoor 10.000 euro ingelegd. De accounts waarop de cryptovaluta gekocht zijn, staan op naam van de vrouw. Nu de relatie voorbij is vordert de man de helft van de waarde van de munten ten tijde van de werkelijke verdeling, zodat hij dezelfde portefeuille op zijn eigen account kan aankopen. De vrouw voert aan dat er in het convenant is afgesproken wanneer het peilmoment van de waarde zou zijn. Daarnaast zijn de cryptomunten feitelijk al verdeeld: de vrouw behoudt de munten, terwijl de man een geldvordering krijgt. De rechtbank vindt het daarom redelijk om bij de waardebepaling uit te gaan van de gemiddelde waarde over een maand na ondertekening van het convenant. 

IT 3580

Gevangenisstraf voor phishing en verkoop van panels

Rechtbank 1 jul 2021, IT 3580; ECLI:NL:RBDHA:2021:6678 https://itenrecht.nl/artikelen/gevangenisstraf-voor-phishing-en-verkoop-van-panels

Rechtbank Den Haag 1 juli 2021, IT 3580; ECLI:NL:RBDHA:2021:6678  Verdachte wordt onder andere verdacht van oplichting, phishing en computervredebreuk. Hij heeft op internet zogenaamde panels verkocht. Met deze panels kunnen gemakkelijk webpagina's van banken worden nagemaakt. Ook heeft de verdachte zelf slachtoffers gemaakt door oplichting. Hij wordt veroordeeld voor een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk. Daarnaast wordt hij veroordeeld tot de gedragsinterventie Hack_Right, omdat gebleken is dat verdachte een talent voor programmeren heeft. 

IT 3512

Film 'De Oost' hoeft geen disclaimer aan begin op te nemen

Rechtbank 11 mei 2021, IT 3512; ECLI:NL:RBAMS:2021:2347 (FIN tegen New Ams), https://itenrecht.nl/artikelen/film-de-oost-hoeft-geen-disclaimer-aan-begin-op-te-nemen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 11 mei 2021, IEF 19944, IT 3512; ECLI:NL:RBAMS:2021:2347 (FIN tegen New Ams) De film “De Oost” hoeft niet te worden voorzien van de door de Stichting Federatie Indische Nederlanders (FIN) gewenste disclaimer. De FIN eiste dat voorafgaand aan de film zou worden vermeld dat het militair ingrijpen van Nederland volgde op de Bersiap, dat de film geen volledige of waarheidsgetrouwe weergave van de geschiedenis beoogt te zijn en dat in de film feiten en fictie zijn vermengd. Volgens de voorzieningenrechter handelen de makers echter niet onrechtmatig met hun weigering om een disclaimer op te nemen zoals door FIN geëist. Deze stelt dat een verplichte toevoeging van een disclaimer voorafgaand aan de film een vorm van preventieve censuur zou zijn. Dat zou alleen rechtmatig zijn als de film zelf tot onherstelbare schade zou leiden.

IT 3487

Uitlatingen over omkoping niet aannemelijk gemaakt

Hof 13 apr 2021, IT 3487; ECLI:NL:GHARL:2021:3358 (Appellant tegen geïntimeerde), https://itenrecht.nl/artikelen/uitlatingen-over-omkoping-niet-aannemelijk-gemaakt

Hof Arnhem-Leeuwarden 13 april 2021, IEF 19908, IT 3487; ECLI:NL:GHARL:2021:3358 (Appellant tegen geïntimeerde) Deze zaak betreft uitlatingen die in 2020 gedaan zijn over een voetbalwedstrijd tijdens het WK van 1994, waarbij Nigeria heeft verloren van Italië met 2-1. Geïntimeerde vervulde destijds een functie bij het Nigeriaanse elftal, appellant heeft hier ook ooit een functie bij vervuld. De rechtbank heeft in kort geding aannemelijk geacht dat appellant in een radio-uitzending van een Nigeriaanse zender heeft gezegd of gesuggereerd dat geïntimeerde deze wedstrijd heeft verkocht. Dit vond de kortgedingrechter onrechtmatig en daarom is appellant veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie in een landelijke krant in Nigeria. Het hof oordeelt nu echter dat geïntimeerde niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellant deze uitlatingen heeft gedaan. De vordering van geïntimeerde wordt daarom alsnog afgewezen.

IT 3199

Perspublicatie NRC niet onrechtmatig


Rechtbank 22 jul 2020, IT 3199; ECLI:NL:RBAMS:2020:3557 (Eiser tegen NRC), https://itenrecht.nl/artikelen/perspublicatie-nrc-niet-onrechtmatig

Rechtbank Amsterdam 22 juli 2020, IEF 19350, IT 3199; ECLI:NL:RBAMS:2020:3557 (Eiser tegen NRC) Mediarecht. Eiser vordert schadevergoeding van NRC wegens onrechtmatige perspublicatie. Eiser stelt dat er inbreuk is gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer. Toewijzing van de vorderingen van eiser zouden een beperking vormen op het grondrecht van NRC op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijke beperking is alleen indien de perspublicatie onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. De rechtbank weegt alle wederzijdse belangen af, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen en oordeelt dat de perspublicatie niet onrechtmatig is. Dat de naam van de bestuurder van de rechtspersoon vaak wordt genoemd, dat er geen wederhoor is toegepast en dat de gevolgen van publicatie ernstig voor die voormalige bestuurder, doen hier niet aan af.